De verdeeling der gemeene weiden van Hollum en Ballum
op het eiland Ameland.
I. De toepassing der Markenwet.
Alvorens over te gaan tot eene bespreking der verdeeling van
de mark de Buitemveiden van Hollum en Ballum" op het eiland
Ameland, meenen wij iets omtrent de marken in het algemeen te
moeten 'mededeelen, mede ter verklaring hoe men er indertijd toe
gekomen is, in zoo menige landstreek den grond in strooken of
reepen te splitsen.
Voor enkele opmerkingen betreffende het ontstaan en het wezen
der Germaansche mark vragen wij allereerst eenige aandacht.
Wanneer in lang vervlogen tijden een volksstam eene landstreek
in bezit nam, vestigden zijne leden zich meestal in groepsgewijs
gelegen, door een hof omgeven woningen.
De in de onmiddellijke nabijheid der nederzetting gelegen gronden
werden gemeenschappelijk bebouwd; de meer verwijderde waren
bestemd voor het weiden van vee.
Toen de landbouw, oorspronkelijk hij de Germanen weinig in
aanzien, tot hoogere ontwikkeling kwam, werd de gemeenschapsband
losser; van de bouwlanden kreeg ieder zijn deel, waarvan hij alleen
de opbrengst genoot.
De dorpsgemeente, hieronder te verstaan de dorpsgemeenschap
waartoe alle ingezetenen behoorden, het ingezeten-complexregelde
echter de wijze van bebouwen.
Het gebied der mark omvat op bedoeld tijdstip drie groepen,
van gronden: de erven waarop de woningen gelegen zijn, de kom
van het dorp, de akkers, het bouwland onmiddellijk om de kom
gelegenen de onverdeelde, de gemeene mark, uit woesten grond
en gedeeltelijk uit weiden en hooiland bestaande, 0)
O W. Ph. Scheuee. Het grondbezit in de Germaansche mark en de
Javaan sche dessa.