68
eertijds in strooken verdeelde mark waaromheen, als een gordel
gelegen zijn, de te verdeelen gemeenschappelijke buitenweiden.
Wijl de aan ons opgedragen verdeeling der in gemeenschap
bezeten gronden berust op de ingewikkelde voormalige periodieke
verdeeling der binnenweiden, kan, met de bloote vermelding der
aanwezigheid dier eertijds verdeelde bouw- en hooilanden, hier
niet worden volstaan.
Het gebruik der regelmatig wederkeerende verdeeling bleef ge
handhaafd, voor wat betreft het dorp Hollum, tot het jaar 1838;
artikel 2 van een reglement van 25 Juni van dat jaar maakte er
een einde aan door te bepalen: „de gemeenschappelijke landen zullen
bij vervolg van tijd niet weder worden verdeeld, gelijk zulks vroeger
gebruikelijk waseen heuchelijke beslissing met het oog op de
stabiliteit der kadastrale tenaamstelling, die op dat tijdstip reeds
bestond.
De Ballumer binnenweide is verdeeld in drie hoofdeggen, deHol-
lumer in zes; voorts iedere binnenweide in 576achtendeelen,aandeden.
Omtrent de verdeeling der Ballumermiede worden wij inge
licht door een nog overgebleven stuk van het jaar 1770. (l)
De „verdeeler" brengt daarin te onzer kennis: „de Ballumer
miede is verdeeld in 3 hoofdeggen: F oppen-, Munk-, en Jelmereg;
eene eg ligt niet aaneen gesloten, maar op 24 plaatsen de geheele
miede door.
„In het geheel dus 72 van die plaatsen, berekend op 72 hoeven.
De oorspronkelijke tekst, waarvan wij een vrije overzetting in hedendaagsch
Nederlandsch aanbieden, luidt:
«Dit is den gehele Deling so ons landen gedeelt zijn. Voorts den gehele
omtrek van de Ballumer miedelanden bestaat in 576 achtendeelen, ende legt over
hoog en laag, goet en quaat in drie gepropeneerde hooft-Eggen syn part lot ende
deel op 24 plaatsen in de miede en de westwal heeft ende gedeelt is.
«Nu koomt elk 24e plaats hem in 3 hoofdeggen voornoemt als Foppen Eg,
Munk Eg, ende Jelmer Eg in driën te scheiden door 't kruis, ende koomt ieder
Eg op 24 plaatsen elk hem vervolgens in 't smal te deelen in acht 24 achtendeels-
plaatsen, koomt elk hooft Eg op 192 vier-en-twintig achtendeelsplaatsen beloopt
met 3 Eggen 576 vier-en-twintigen, so dat de gehele miede benevens dewestewal
in 576 24 achtendeelsplaatsen bestaat, welke 24 achtendeelsplaats de grote van
een achtendeel koomt uit te dragen, verstaat de Eggen door malkander gerekent
in 't groot en klein, goet en quaat.
Nu koomt na vervolg elk 24 achtendeelsplaats in yeder Eg in 't smal weder
te scheiden in drie achtendeelsplaatsen, want driemaal acht is vier-en-twintig