69 „Zij zijn allen aangeduid, tenminste behooren dit te zijn, door steenen onder den grond en heeten ook eggen, terwijl ieder der drie hoofdeggen voornoemd meer algemeen verdeeling wordt genoemd. „Elk van die 72 stukken grond, dus volgens spraakgebruik iedere „eg" is verdeeld in achten, deze oppervlakten zijn de vier-en-twintig- deelsplaatsen. „Iedere vier-en-twintigdeelsplaats is in de breedte gesplitst in 2 of 3 deel en, het stuk spreekt alleen van 3, de helft heet een twaalf en het een derde pensier. „Het pensier werd nog weer verdeeld gedacht in 8 deelen, die den naam van achtendeelsplaats voerden." Ontdoen wij deze omschrijving van allen omhaal, dan krijgen wij als zakelijke herhaling: miede 3 hoofdeggen of verdee lingen 72 eggen op 72 hoeven 576 (vier-en-twintig- deelsplaatsen 3 X 576 pensieren 8 X 3 X 576 achten- deelsplaatsen. In ieder der 72 eggen waren 24 pensieren, een hoeve kreeg ter gelegenheid eener nieuwe verdeeling in iedere eg van eenzelfde verdeeling een pensier; in totaal dus 24 pensieren; bij splitsing in halve, kwart en achtste hoeven werd ieder daartoe behoorend pensier in tweeën, vieren of achten verdeeld. Zoodoende kwamen de stukken grond tot eenzelfde achtendeel aandeel behoorende, in de 24 eggen van gelijke benaming Foppen, Munk of Jelmer te liggen. De hoofdeggen waren zeer verschillend in grootte, en bijgevolg ook de eggen, ook bij de achtendeelen doet zich dit verschijnsel voor;er zijn er kleiner dan 30 are, maar ook die grooter dan 40 are zijn. welk acht achtendeelsplaats een pensier wordt genoemt op 1/t van 24, sodat elk acht achtendeel zijn lodt en deel in grote mag ende kan gebuere op 24 plaatsen in een pensiers grote of een V3 van 24 over de geheele miede verstaat elk in syn bescheiden Eg het dan Foppen, Munk ofte Jelmer Eg. Ende leyt na den gemeenen loopt ook so meest gedeelte uitgesondert daar het door versterven van de Erven tegens malkander gestelt is en gescheurt is. Dus is de dijk (de miede ligt besloten in een dijk) ook op deselfde wijse gedeelt uitgesondert dat het achtendeel 3'/2 pensier dijk heeft, daar het achten deel 3 pensier lant heeft. «Segge de miede groot te sijn 576 vier-en-twintig achtendeelsplaatsen want koomt yeder op 192 vier-en-twintig achtendeelsplaatsen beloopt met drie vijfhondert ses-en-seventig, want acht maal vier-en-twintig is 192».

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1901 | | pagina 71