7
wingen, nemen wij hier niet over, wijl het aan het eind van dit
opstel met geringe wijziging, doch uitgebreid met het leervak der
kuituurtechniek, ter kennis onzer lezers zal worden gebracht.
De commissie stelt na haar concept-programma de vraag: „op
„welke wijze moeten de candidaten de noodige bedrevenheid ver
krijgen" en wijst op drie wegen die tot het doel zouden kunnen
voeren.
In de eerste plaats beveelt zij een speciale vakschool aanzoowel
op de voor- als op de nadeelen eener zoodanige inrichting van
onderwijs laat zij een helder licht vallen.
Een tweede weg zou volgens haar wezen een cursus voor land
meter verbonden aan de Polytechnische School te Delft. De
adspirant-landmeters zouden dezen leergang moeten volgen, nadat
zij eerst gedurende één jaar bij het kadaster zijn werkzaam geweest
bij de boekhouding en bij metingen van eenvoudigen aard, met de
daaruit voortvloeiende toepassingen.
Ook het voor en tegen van dit denkbeeld blijft niet onbesproken,
de voorraad overwegingen der tweede soort blijkt grooter dan die
der eerste.
Als derden, en voor den Staat minst finantieel bezwarenden weg
noemt de Commissie een vergelijkend examen voor adspirant-land
meter, waaraan de candidaten zich slechts zullen kunnen onder
werpen na gedurende twee jaren aan de Polytechnische School
zich een kennis van wiskunde en geodesie eigen gemaakt te hebben,
als in haar voorgesteld programma van kundigheden werd omschreven.
Twee jaren na hunne benoeming tot adspirant-landmeter wil de
Commissie de candidaten dan toelaten tot het landmetersexamen.
Veel voordeelen pleiten volgens de preadviseurs voor dezen laatsten
weg niet, tegenover hun eigen denkbeeld nemen zij de houding
aan van menschen, die vinden dat het in overweging genomen kan
worden, maar van wie te verwachten is, dat zij de eerste zullen
zijn om, indien de toepassing ter sprake kwam, deze af te raden.
De meening der Regeering omtrent de opleiding van den land
meter in de dagen dat de Commissie haar preadvies schreef, bleek
uit de nieuwe regeling ingevoerd bij Kon. Besluit van 4 April 1891
n°. 15: „Examenprogramma's voor adspirant-landmeter en land
meter," en is zoo kenschetsend voor den geest die aan het Ministerie
van Financiën heerscht, dat wij zouden meenen den lezers van dit
Tijdschrift te kort te doen, indien wij verzuimden het oordeel der