83
De gemeente Ameland week van deze traditie af, zij wenschte
zich, na de met haar over het onderwerp gehouden gedachten-
wisselingen, na hare instemming met het ontwerp betuigd te hebben,
naast den bestaanden openbaren weg, nog een tweeden, maar
zonder het onderhoud, en weigerde op dien grond hare goedkeuring
aan het ontwerp, waardoor het beroep op Gedeputeerde Staten niet
kon uitblijven; deze handhaafden echter het project, in welke be
slissing het gemeentebestuur heeft berust.
Een besliste leemte in art. 21 der Markenwet is ongetwijfeld,
dat er slechts een voorschrift omtrent liet onderhoud in voorkomt
en het de kwestie wie eigenaar zal zijn, onaangeroerd laat.
De bedoeling der wet is stellig, dat de onderhoudsplichtige tevens
eigenaar zal wezen, maar krachtens welken rechtstitel, daarover
uit de wet zich niet.
Ook het verleden der mark waaruit wij volledigheidshalve het
volgende mededeelen geeft in dit opzicht geen licht.
De straten door de dorpen stonden bij het kadaster, o. i. terecht'
ten name der mark en niet van de burgerlijke gemeente.
Ameland was eertijds een heerlijkheid, eerst der Carhminga's,
daarna van de familie thoe Schwartzenberg en Hohenlans-
beig, die de heerlijkheid aan Johan Willem Friso, Prins van
Oranje en Nassau voor 170,000 Carolus guldens verkocht.
Door de verbeurdverklaring der goederen van den stadhouder
Willem V, bij zijne vluchtnaar Engeland, verloor Ameland zijn
laatsten heer.
In de heerlijkheid bestond, vóór de invoering van een burgerlijk
bestuur, het markbestuur, dat o. m. belast was met het toezicht
en het onderhoud j1) van wegen, waterlossingen en branddobben in
de dorpen.
Dit is tot nu toe voor Hollum en Ballum zoo gebleven;
toen het burgerlijk bestuur daar werd ingevoerd, werd deze ver
houding niet gewijzigd.
Dat het vroeger treurig gesteld was met dat onderhoud, blijkt uit een
verhaal voorkomende in den Friesehen Volksalmanak van 1866, waarin wordt
vermeld dat bij gelegenheid van een bezoek dat de Prins in 1734 te Nes
bracht„al de bestekkingen van hiemen en tuijnen weggebroken waren, opdat
/j. f I daarover, bezijden de ordinaire rijdweg, commoder als door denselven
konde passeeren".