135 en P een cirkel denken. Vereenigt men dan P met A2 dan zal deze lijn of haar verlengde dien cirkel snijden in een punt Q. De hoeken Aj A3 Q en A3 Ai Q zijn gelijk aan de geme ten hoeken a en p, als op dezelfde cirkelbogen staande. Uit de coördinaten der punten Ai en As is zoowel de afstand Ai A3 als de richtingshoek dezer lijn be kend. Met behulp der hoeken a en p in den driehoek Ai Q A3 kan men dus de coördinaten van het hulppunt Q berekenen voorts uit de coördinaten van Q en A2 den richtingshoek der lijn Q A2, welke dezelfde is als de richtingshoek der lijn A2 P. Met bijvoeging en aftrekking der hoeken a en p vindt men verder de richtingshoeken der lijnen P Ai of Ai P en P A3 of A3 P. Het verschil dezer richtingshoeken met den richtingshoek der bekende lijn Ai A3 geeft ons de hoeken y en 8. In den driehoek AiPA3 zijn nu bekend de zijde Ai As en de aanliggende hoeken y en 8, waardoor langs zeer eenvoudigen weg de coördinaten van het punt P kunnen worden afgeleid. Bij bovenstaande berekeningen maken wij gebruik van de eigenschap, dat bij een driehoek de middellijn van den omgeschreven cirkel gelijk is aan de zijde gedeeld door den sinus van den overstaanden hoek. Deze middel lijn; welke men m kan noemen, treedt dus hier als een constante op. Voor de berekening van de coördinaten van het hulppunt Q hebben wij de volgende formules: 1 a Xi-X, A A Xi-Xa Yi-Ya Al Aa Yi—Y3 sin(AiA3) cos(AiA3) sin(«-j-,9) (Ai Q) (Ai A3) - /5, (A3 Q) (A3 Ai) -j- a. Xq—Xi m sin a sin (Ai Q), XqX3 m sin /3 sin (A3 Q), YqYi m sin cos (Ai Q), YqY3 m sin p cos (A3 Q). Door deze dubbele berekening vinden wij onder controle de coördi naten van het punt Q, uit welke coördinaten en die van het bekende punt A2 de richtingshoek der lijn Q A2, welke het werd reeds opge merkt dezelfde is als de richtingshoek der lijn Q P, te berekenen is, tg(Ai A3J Ai Aa= t~t= m -7jr,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 137