139
De normaalvergelijkingen worden mitsdien
[d d] A x -j- [d e] A y [d] A o [d C],
[d e] A x [e e] A j [e] i o [e C],
[u] A x— [e] A y n A o= [Gj.
Uit deze drie vergelijkingen lost men nu de correcties der voor-
loopige coördinaten A x, A y op, terwijl ook bekend wordt, ofschoon
voor de coördinatenberekening niet noodzakelijk, A o.
Zijn alleen in de bekende punten waarnemingen verricht, dan
verkrijgt men een ongeveer gelijksoortige afleiding der foutcn-
vergelijkingen en van de correcties der voorloopige coördinaten.
Heeft men waarnemingen gedaan zoowel in de bekende punten als
in het vast te leggen punt, dan worden de foutenvergelijkingen
gecombineerd, waarbij wordt aangenomen, dat aan hen ook een gelijk
gewicht mag worden toegekend. De metingen toch, zullen in cle gewone
landmeetkunde in binnen- en buitenpunten in den regel met het
zelfde instrument geschieden, terwijl de waarnemer kan zorg dragen,
bij het bepalen van het aantal waarnemingen in ieder standpunt,
dat de gewichten ongeveer gelijk zijn.
Bij de berekening van de richtingshoeken y' uit de voorloopige
coördinaten van het vast te leggen punt en de coördinaten der
bekende punten, kan men nog een anderen weg volgen. Heeft
men n.l. door aftrekking der coördinaten de verschillen (X'—Xi)
en (Y' Yi) gevonden, dan is het raadzaam, voor controle,
niet alleen y' te berekenen uit tg y' ^7 Y\ maar eveneens
te berekenen den hoek (45bij oude verdeeling, of (50°50'),
bij nieuwe verdeeling. Deze hoek verkrijgt men uit
t e» c° _i_ n (X'-XO tY'-Yt)
tg (45 v (x, Xi) (Y, Yi).
Voor de berekening der coëfficiënten a en b kan men zich ook
bedienen van de aangroeiingen der logarithmen; welke wijze van
berekening, in aanmerking genomen het gebruik, dat men bij deze
vereffening van die coëfficiënten maakt, voldoende nauwkeurig mag
worden genoemd.