143
Ambtenarenloon, reis en verblijfkosten der arbeiders en de kosten
van aanschaffing van bureau- en teekenbehoeften, van kleinere
instrumenten, jalons, enz.
Ten onzichte van de vergoeding hiervan gelden do volgende
bepalingen.
Het Koninklijk Besluit van 4 April 1891 n°. 15, laatstelijk ge
wijzigd bij Koninklijk Besluit van 10 Februari 1900 n°. 36 bepaalt
in art. 3:
„De landmeters ontvangen eene toelage voor kosten van
dienstreizen, waarvan het bedrag jaarlijks door Onzen Minister
van Financiën wordt bepaald, en vergoeding van de uit
schotten ten behoeve van den kadastralen dienst met mach
tiging van Onzen Minister van Financiën gedaan."
Voordat deze bepaling in werking kwam gold het Koninklijk
Besluit van 3 Juni 1884 n°. 33, hetwelk bij ministriëele missive van
2 Juli 1886, Domeinen n°. 48, aan de landmeters is ter kennis gebracht.
Genoemd besluit houdt in:
„Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën
dd. 28 Mei 1884, n°. 28 Regie;
Gelet op artikel 23 van ons besluit van 5 Januari 1884
(Staatsblad n°. 4.)
Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:
Aan Landmeters van het Kadaster en aan Aspirant-land
meters, wanneer deze laatsten als landmeters dienst doen,
wordt eene vergoeding voor kosten van dienstreizen toegekend,
waarvan het bedrag jaarlijks door Onzen Minister van Financiën
wordt bepaald."
Hierbij mag worden opgemerkt, dat in het aangehaalde art. 23
is bepaald:
„Ter vervanging van de bij dit besluit geregelde vergoeding
voor reis- en verblijfkosten, kan door ons aan personen, wier
werkkring zich over meer dan ééne plaats uitstrekt, eene vaste
som als afkoop of abonnement worden toegekend."
Voor de landmeters wordt niet bij Koninklijke Besluit eene vaste
som als afkoop of abonnement vastgesteld, doch het bedrag der
vergoeding wordt door Zijne Exellenlie den Minister van Financiën
vastgesteld, zonder dat daarvoor bij Koninklijk Besluit regelen
zijn gesteld.