144 Waar andere Ambtenaren zich mogen verheugen in het bestaan van vaste bepalingen en tarieven, opgenomen in het Koninklijk Besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad n°. 4) of in de later daarin gebrachte wijzigingen, missen onder de Ambtenaren van het Kadaster de landmeters het recht of althans het voorrecht, bepalingen te bezitten, waaruit zij kunnen afleiden tot welk bedrag hunne uit gaven zullen worden vergoed. Alleen is hun bij ministeriëele missive van 9 Juni 1884, n°. 6 Regie. te kennen gegeven, dat op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad n°. 4) dient te worden gelet, daarbij aanhalende de artikelen, waarbij is bepaald in welke gevallen geen reiskosten of geen verblijfkosten worden toegekend. Dat de landmeters de overige beginselen van het Koninklijk Besluit niet tot leiddraad kunnen nemen, wordt door de onder vinding geleerd. De vergoeding voor reiskosten heeft naar geen hoogere klasse plaats dan de vierde terwijl zij in de derde klasse zijn gerangschikt, en als verblijfkosten voor eene reis van 612 uur wordt hun slechts vergoed een bedrag, dat belangrijk lager is dan voor de vijfde of laagste klasse van Ambtenaren. Een bepaald verbod om le klasse te mogen reizen als bij Min, Missive d.d. 24 Juni 1885 is uitgevaardigd, schijnt niet in overeen stemming met art. 15 van liet Koninklijk Besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad n°. 4) en is in menig geval onbillijk. Vaak moet de landmeter reizen met personen, die in de le klasse plaats nemen, zoodat het nu meermalen voorkomt, dat een land meter le Masse reist en slechts 2e mag declareeren. Bij gemelde ministeriëele missive van 9 Juni 1884 n°. 6 Regie, wordt opgemerkt, dat met het oog op den toestand van 's lands financiën inkrimping van uitgaven, dat is beperking tot het hoog noodige een gebiedende eisch is en dat Z. E. tot bereiking van dat doel, op de ernstige medewerking van de Ingenieurs-Verificateur meent te mogen rekenen. Wanneer deze omstandigheden thans nog in dezelfde mate mochten bestaan als in 1884, zouden zeker de landmeters niet bij andere Ambtenaren achter willen blijven, om het hunne bij te dragen, tot beperking der uitgaven, maar verklaarbaar zou het dan ook zijn, als bij hen de meening werd aangetroffen, dat eene besparing, uitsluitend op de landmeters en niet op andere Ambtenaren toege-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 146