Over grenssteenen en de wijze waarop zij worden geplaatst. Niemand is ongevoelig voor hem gebrachte hulde; ieder sterveling ademt met wellust den geur in van voor hem gebranden wierook; een gemeenschap is in dit opzicht met den eenling op gelijke lijn te stellen. Aan lof heeft het het corps landmeters in den laatsten tijd niet ontbroken. In Jrg. XVI (1900) van ons Tijdschrift lezen wij op bldz. 90, in het preadvies van den heer van Iters on: „In de laatste jaren heeft men op meer wetenschappelijke wijze gewerkt dan vroeger. Het veldwerk der landmeters wijst duidelijk aan hoe, uitgaande van vaste punten, de ligging der perceelen met, wat men noemen mag, volkomen nauwkeurigheid wordt vastgesteld; men vindt zelfs dat een perceel „in consorten" is gesteld, omdat kon worden aangewezen, dat de grens er van nog geen halven centimeter werd verschoven." Dergelijke ter algemeene kennis komende lofspraak streelt onze eigenliefde, en hooger zwelt ons ook de borst, wanneer wij door den heer J. C. Bouman, administrateur der registratie, openlijk hooren verkondigen: x) „Het zal geen tegenspraak uitlokken, wanneer ik beweer, dat tegenwoordig door de ambtenaren van het kadaster uitstekend werk wordt geleverd, Tegenover deze uitingen zinkt in het niet de opmerking door den heer H. Burger, bewaarder der hypotheken en van het kadaster te Winschotengemaakt in n°. 1695 21 Juni 1902 van het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie, op bldz. 301, „er wordt thans zeer goed werk Zie, Verslag der Buitengewone Vergadering der Notarieële Vereen iging ge houden 29 September 1900, bldz. 39.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 163