Eene mislukte Herziening van ons Hypotheekstelsel.
Deze verhandeling werd reeds het vorige jaar opgenomen in het
Rechtsgeleerd Magazijn; aan ons voornemen ze in dit tijdschrift te
plaatsen werd destijds wegens plaatsgebrek geen gevolg gegeven.
Daar ons tijdschrift ook ten doel heeft te dienen als „Archief" van
elders verschenen stukken (zie Jaargang I bl. 5) meenen we alsnog
tot de plaatsing te moeten overgaan. De vertraging geeft het
voordeel dat nu tegelijk eene intusschen verschenen bespreking van
dit artikel, alsmede eene critiek van een onderdeel ervan onder de
oogen onzer lezers kunnen gebracht worden.
[Red.]
In den zomer van 1899 verscheen het Ontwerp 2e Boek van het Bur
gerlijk Wetboek, met Memorie van Toelichting, samengesteld door de
Staatscommissie, benoemd bij K. B. van 22 Augustus 1887, N°. 24.
De Commissie bestond uit juristen1), vergrijsd in de toepassing of uit
legging van het bestaande recht, gewend in de doolhoven van wetsarti
kelen rond te dwalen, bekend met verschillende uitleggingen, waartoe
ieder artikel, soms elk woord, aanleiding geeft of kan geven, met de
misstanden uit onduidelijkheid geboren. Zij zien in de eerste plaats al
de bezwaren, voortvloeiend uit onvolledigheid of onduidelijkheid der be
staande codificatie, de gebreken der wet, voor zoover deze aanleiding
geven tot onzekerheid omtrent hetgeen geldend recht is, de onbeholpen
heid van den vroegeren wetgever om zijne gedachten onder woorden te
brengen.
Dat alles is gewenscht, is noodig in hen, die geroepen worden onze
wetboeken te herzien, dat alles is niet voldoende. We denken daarbij
niet aan veel kennis van allerlei onderwerpen van wetenschappelijken
aard, kennis van den inhoud van folianten, waarin de grootste geesten
door alle eeuwen heen de resultaten van hun denken hebben opgeteekend,
eene kennis, waarop onze uitnemendste juristen eveneens kunnen bogen.
Leden der Commissie waren: Mrs. J. J. van Meerbeke, P. R. Feith,
A. P. Th. Eijssell, H. J. Hamaker en D. G. van Teijlingen.