175
dat «niemand, die de wording van het kadaster in bijzonderheden kent,
zelfs in de wet zou willen geschreven zien, dat de grenzen op het kadastrale
plan, behoudens tegenbewijs, zullen vermoed worden de juiste te zijn''
dat »wat bij de vervaardiging van het kadaster is geconstateerd geworden,
ten hoogste is geweest de toenmalige bezitstoestand en men zelfs daarbij
vaak oppervlakkig is te werk gegaan"dat «er al dadelijk zekere tegen
strijdigheid in ligt, om de kadastrale aanduiding, die toch in zoo nauw
verband staat tot de afscheiding der perceelen op de kaart, voor een juridiek
doel verplichtend te stellen, terwijl men aan de grenzen op het plan alle
juridieke beteekenis ontzegt"enz. (Mem. v. Toel., bl. 564, 565).
Moest het huwelijk tusschen het kadaster en de hypothecaire boekhouding
nog gesloten worden, zeer zeker zouden dan al die argumenten zwaar
moeten wegenzij hebben er dan ook den F ranschen en den Belgischen
wetgever van teruggehouden dat huwelijk tot stand te brengen. Doch
die argumenten zijn geheel ontoereikend voor eene echtscheiding, indien
niet ter vervanging van den te slaken band iets wordt in de plaats gesteld,
dat althans gegrond vooruitzicht geeft, ten minste evengoed te voorzien in
de behoeften.
Hierin nu schiet de Commissie te eenenmale te kort. Zij hoopt dat
de beide echtelieden zullen voortleven, alsof geene echtscheiding had plaats
gehad, m. a. w. dat het publiek toch zal voortgaan voor de aanduiding
der goederen in de acten te verwijzen naar de kadastrale kenmerken, al
wordt zulks door de wet niet gevorderd. «Het is zelfs wenschelijk, dat
die verwijzing in zwang blijve, omdat, zoo te eeniger tijd de bewerking
en de boekhouding van het kadaster voldoende waarborgen mochten op
leveren om er de boekhouding der onroerende zaken aan vast te koppelen,
het publiek zich aan een daaraan beantwoordend wettelijk voorschrift niet
als aan iets ongewoons behoeft te wennen" (Mem. v. Toel., bl. 565).
Zelfs al bleef die verwijzing in zwang, reeds indien de kadastrale aan
duiding slechts in eene kleine minderheid der akten ontbreekt wordt de
bestaande inrichting der boekhouding, met de perceelenregisters (nos. 69
en 69a) als sleutels, onhoudbaar, en moet tot eene boekhouding uitsluitend
op naam der eigenaars worden teruggekeerd-
De Commissie heeft dit blijkbaar niet voorzien, want zij zou dan niet
hebben nagelaten, de groote bezwaren en nadeelen van dergelijke boek
houding uiteengezet o. a. in het meermalen door haar aangehaald
Verslag van 1870 der Staatscommissie van 1867 te overwegen en zich
af te vragen, of die niet veel grooter zijn dan de opgesomde bezwaren
tegen het gebruik der kadastrale aanduiding. Het antwoord had dan niet
anders dan bevestigend kunnen luiden.
De Memorie van Toelichting bij art. 463 van het Ontwerp hetwelk
voorschrijft, dat de goederen nauwkeurig in de akten worden aangeduid