179 van het Ontwerp. Zij maken een onderscheid tusschen, aan den éénen kant «de gevolgen eener volstrekte nietigheid (art. 101) en der betrekkelijke nietigheid op grond van onbekwaamheid"' (art. 102), en aan den anderen kant «alle andere gevallen van nietigheid (art. 103) of vernietigbaarheid (art. 104). Alleen ten aanzien van de beide eerste soorten heeft men de nietigheid tegenover iederen lateren verkrijger volgehouden. Ten opzichte van de andere is de werking der nietigheid of vernietigbaarheid beperkt tot de eerste hand» (Mem. v. Toel., bl. 344). Hiermede wordt een stap gedaan in de richting van het positieve stelsel en het is alleen dan mogelijk, de gevolgen van dien stap behoorlijk te overzien, indien wij nagaan, welke de werking zal zijn van de voorgestelde regeling bij de verschillende opvorderingsacties en daarbij ons afvragen a. Is het verschil in rechtsgevolg tusschen volstrekte en betrekkelijke nietigheid gegrond op het volks-rechtsbewustzijn; b. Houdt het gevaar voor uitwinning verband met de mogelijkheid, dat gevaar door onderzoek te leeren kennen; en c. Zijn er voldoende waarborgen gegeven tegen het gevaar van spoliatie? Eene juiste beantwoording is niet wel mogelijk, zonder bij de verschil lende opvorderingsactiën de werking van het voorgedragen stelsel te verge lijken met het bestaande en met het positieve stelsel. Aangezien schrijver dezer verhandeling in den regel door andere schrijvers wordt aangewezen als de kampioen voor het «Torrens-stelsel», in wien men in de eerste plaats den propagandist voor zijn lievelingsdenkbeeld meent te zien, moge de lezer op zijne hoede zijn en scherp toezien, of de volgende uiteenzetting lijdt aan partijdige vooringenomenheid. Art. 101 luidt: Indien eene overdracht lijdt aan volstrekte nietigheid, werkt deze nietigheid ook tegen hen, die onder bijzonderen titel eenig recht op de zaak afleiden van dengene, aan wien zij was overgedragen De beteekenis van de uitdrukkingen «nietigheid» en «volstrekte nietig heid» wordt in de Memorie van Toelichting, bl. 375, aldus verklaard: «Er kunnen rechtshandelingen verricht zijn, of, om bij den inhoud van dit en de volgende artikelen te blijven, er kan eene overdracht hebben plaats gehad, die eigenlijk geen overdracht is; men denke b.v aan eene overdracht zonder voldoende aanwijzing van de zaak die, of van den persoon aan wien wordt overgedragen; ten aanzien van dergelijke gevallen behoeft de wet geene voorschriften te geven. Daarentegen kan men in het alge meen zeggen, en op dit standpunt plaatst zich het ontwerp, dat van nietig heid moet gesproken worden in de gevallen, dat de handeling zelve van overdracht (van verleening, van afstand, van toescheiding) aanwezig is en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 181