181 door hem aan den erflater worden afgevraagd of het voorgelezene zijnen uitersten wil bevat.» In het bestaande stelsel en in dat der Commissie werkt de nietigheid van testamenten ook tegen derden, die er geen kennis van konden ver krijgen. Ook hier vraagt men zich te vergeefs af: op welke gronden van recht en billijkheid? In grondboekwetgevingen beveiligt boeking naar aanleiding van een testament den aldus ingeschrevene of zijne erfgenamen niet tegen vorderingen op grond der nietigheid van het testament, die vorderingen werken door eene aanteekening in het grondboek ook tegen derden; verkrijgers kunnen dus door inzage van dal boek weten, of zij veilig eene rechtshandeling met den ingeschrevene kunnen aangaan. Aan volstrekte nietigheid lijdt ook de overdracht door den houder te goeder of te kwader trouw van een onroerend goed, die dit niet onder zich heeft krachtens eene wijze van eigendomsverkrijging. Hij is bijv. een vermeende erfgenaam zonder recht. Aan deze overdracht wordt door het Ontwerp niet elk rechtsgevolg ontzegd. Verwerft de vervreemder na de overdracht den eigendom, dan werkt de overdracht van het oogenblik dier verkrijging, indien de akte toen reeds overgeschreven was, en anders van het oogenblik der over schrijving» (art 100). Doch overigens zal de afwezigheid van een geldigen titel ook tegen op volgende verkrijgers blijven werken. Prof. Hamaker1) had verder willen gaan. «Indien B de zaak, als behoorende tot eene nalatenschap, onder den titel van erfgenaam, ofschoon hij geen erfgenaam was, tot zich had genomen, zou de beslissing anders kunnen luiden. Er is hier eene eigenmachtige inbezitneming, eene usurpatie. Doch stel nu, dat B jaren lang misschien in het bezit der nalatenschap blijft, dat hij door een ieder als erfgenaam wordt erkend, dat hij allerlei daden van beheer en van beschikking verricht, schulden betaalt en int, processen voert en er zoo ook toe komt een van de onroerende goederen der nalatenschap te vervreemden aan C, die van den prins geen kwaad weet, moet ook dan nog A, d. i. hier de ware erfgenaam, indien hij eindelijk opkomt eene actie tegen C hebben? Gold het geval eene roerende zaak, dan zou er zulk eene actie niet zijn en ook voor onroerend goed zou ik haar, ten behoeve van C, indien hij n.l. wer kelijk gerechtigd was B voor den waren erfgenaam te houden, willen schrappen.» Welnu, in het positieve stelsel is voor de door Prof. Hamaker be- Hypotheekstelselsin Weekblad voor Notarisambt en Registratie, 18951896 (Overdruk, bl. 45).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 183