186
geldig. De nietigheid eener dergelijke vervreemding werkt dus niet tegen
een opvolgenden verkrijger, zelfs al weet deze, dat het goed onder den
auteur van zijn auteur in beslag is genomen, want goede trouw wordt
in hem door art. 103 niet geëischt. Het rechtsgevolg, door bovenaange
haald art. 505 toegekend aan de overschrijving van het proces-verbaal
der inbeslagneming, zal volgens art. 103 van het Ontwerp alleen werken
tegen den eersten kooper. Om zijn recht ook tegen derden verkrijgers
te doen werken zou de inbeslagnemer tegen de eerste vervreemding eene
rechtsvordering moeten instellen en de dagvaarding moeten doen over
schrijven (art. 460 van het Ontwerp). Hierdoor wordt zijn recht echter
geenszins voldoende beschermd, want niemand is verplicht hem op de
hoogte te houden van ter overschrijving aangeboden akten, en de twee
opvolgende akten van overdracht kunnen zelfs op één dag ter overschrij
ving worden aangeboden.
Het is dus gemakkelijk, aan de inbeslagneming met behulp van een
strooman elk effect te ontnemen.
Tot zulke gevolgen leidt het overnemen van rechtsbeginselen uit het
positieve stelsel, zonder daaraan tevens de waarborgen te verbinden, aan
dat stelsel inhaerent.
In het positieve stelsel deelt de aanteekening der inbeslagneming in het
grondboek in de openbare geloofwaardigheid van dat boek, zij werkt dus
ook tegen derden verkrijgers. In het Torrens-stelsel kan de inbeslag
nemer reeds vóór die aanteekening een verbod doen lodge caveat) tegen
vervreemding, welk verbod eveneens werkt tegen derden.
Thans werkt nietigheid van overdrachten, die door bedrog of geweld
zijn verkregen, ook tegen derden verkrijgers
Brengt het Ontwerp daarin wijziging'? M. a. w. lijden die overdrachten
aan volstrekte of aan betrekkelijke nietigheid? Het laatste is het geval
naar het oordeel der Commissie (Mem. v. Toel., bij art. 103), terwijl haar
medelid Mr. P. R. Feith vroeger een ander gevoelen deed kennen {Hand.
Ned. Jur.-Ver.. 1893, I, bl. 108).
Waar dus de Commissie, welker opvatting mij de juiste schijnt, derge
lijke nietige overdrachten niet meer tegen derden wil doen doorwerken,
werpt zij het argument weg, waaraan sommige schrijvers tegen het positieve
stelsel veel gewicht toekennen, n.l. dat de gevolgen van bedrog of valsch-
heid in dat stelsel den eigenaar, in het negatieve stelsel slechts derden
kunnen treffen Om die schrijvers recht te doen wedervaren dient hier
te worden bijgevoegd, dat zij veelal het oog hebben op bedriegelijke
overdrachten, die volstrekt nietig zijn, niet wegens het bedrog, maar
omdat de vervreemders geen eigenaars zijn (zie bijv. A. Moll, Hand. Ned.
Jur.-Ver., 1893, I, bl. 266). Hiertoe behooren bijv. hypothecaireinschrij-