189 Hiermede zijn wij gekomen aan het einde van ons overzicht der op vorderingsacties van onroerend goed tegen derden verkrijgers. Om te trachten het gevaar te ontgaan, belangrijke acties over t hoofd te zien, is dit overzicht vergeleken met dat van Mr. Hamaker in het Wed-Had voor Notaris-ambt en Registratie van 12 Jan. 1896, waarvan die hoogge leerde Schrijver zegt: «Ik sta er niet voor in, dat ik niet het een of ander vergeten heb, maar veel kan het, dunkt mij, niet zijn.» Overzien wij de resultaten der vergelijking in ons overzicht tusschen de werking van het bestaande stelsel, die van het Ontwerp der Staats commissie en die van het positieve stelsel, dan kunnen wij deze als volgt kort samenvatten: 1°. Het door de Commissie gemaakte verschil in rechtsgevolgen tus schen volstrekte en relatieve nietigheid van overdrachten vindt geen steun in de rechtsovertuiging van het volk; het getuigt alleen van een Romanistischen geest, die aan Romeinsch rechtelijke uitspraken eene be- teekenis als aan machtspreuken toekent, zooals in verband met ons onder werp aan: Quod nullum est, nullum potest producere effectum. 2°. Het gevaar voor uitwinning wegens volstrekte nietigheid bedreigt derden in den regel juist in die gevallen, als zij van dat gevaar, zelfs bij zorgvuldig onderzoek, geen kennis konden dragen. Meestal worden de gevaren, die uit relatieve nietigheid voortvloeien, gemakkelijker bij onder zoek ontdekt. 3#. Door de werking van de relatieve nietigheid van overdrachten ten opzichte van derden verkrijgers op te heffen, zonder de waarborgen in te voeren, die het positieve stelsel biedt, opent het Ontwerp de gelegenheid tot grove spoliatie. Hiermede meen ik de vroeger gedane belofte te hebben ingelost, n.l. om aan te toonen, «dat de Commissie met haar ontwerp, blijkbaar zonder het zelf te merken, is gekomen in de positie van iemand, die tusschen twee stoelen gaat zitten» (Rechtsontwikkeling, theorie en praktijk in de rechts wetenschap, in Tijdschr. v. privaatrecht enz., I, hl. 289Tijdschr. v. kad. en landm., XVI, hl. 187). Juridisch is het verschil tusschen een positief en een negatief stelsel een verschil in de vervolgbaarheid van zakelijk rechtmen kan de voordeelen van het positieve stelsel niet deelachtig worden, zonder dat stelsel zelf d. i. de geloofwaardigheid van het grondboek tegenover derden ver krijgers aan te nemen. Economisch is het voordeel van een positief stelsel boven een negatief vooral gelegen, behalve in de grootere rechtszekerheid, in de grootere ver keersvrijheid, een gevolg van de openbare geloofwaardigheid van het grond boek, waardoor de belanghebbende in staat wordt gesteld, zelf met een oogopslag den rechtstoestand van een onroerend goed te overzien, zoodat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 191