190 hij rechtshandelingen met den ingeschreven eigenaar kan aangaan zonder afhankelijk te zijn van een vertragend en kostbaar onderzoek door niet- verantwoordelijke en niet-controleerbare tusschenpersonen. Zijn er misschien bezwaren van anderen aard dan die besproken in ons overzicht der opvorderingsacties, zijn er nadeelen aan jhet Torren s-stelsel verbonden, die meer gewicht in de schaal leggen dan de voordeelen? In de Memorie van Toelichting wordt zulks beweerd. Iets nieuws brengt zij echter niet en kon zij ook moeilijk brengen. Zij geeft slechts een zwakken nagalm van enkele argumenten, die sommige schrijvers vroeger met ophef en klinkende phrases aanvoerden. Als schrikbeeden werden de gevaren van het positieve stelsel ons voorgetooverdde be zwaren werden tot een berg opgestapeld. Doch die beelden verbleekten en verdwenen, als men het volle licht er op liet vallen; die berg effende zich, als men niet van verre bleef staan, maar onbevooroordeeld de feiten onderzocht en trachtte door te dringen in het wezen der zaak. Natuurlijk hebben ook de Commissieleden daarnaar gestreefd en dien tengevolge zal in de veelvuldige vergaderingen en bij de wisseling van vele nota's de onhoudbaarheid van menig klinkend argument zijn aange toond. Daaruit is het waarschijnliik te verklaren, dat de Memorie van Toelichting zoo mat en sober is en doet denken aan het bericht uit de ziekenkamer; «alle hoop op beterschap is nog niet opgegeven». Vooreerst maakt de Commissie op bl. 342 harer Memorie de woorden uit de toelichting op het Ontwerp van 1870 tot de hare: «Bij het be- «staande rekent men met bekende factoren. Elke nieuwe boekhouding «moet in de practijk de waarde der a priori voorgespiegelde voordeelen «nog doen kennen, en zal ongetwijfeld zeker op menig onvoorzien be- «zwaar doen stuiten», en zegt later (bl. 343)«Het is niet de eenige vraag of «het besproken stelsel voordeelen aanbiedt van meer gewicht dan de daaraan «klevende bezwaren, maar bovendien, en nog meer, of het geraden is op «dien grond omver te werpen dat, waarmede sedert tal van jaren is ge- «werkt, waaraan men gewoon is en waarvan men de gebreken kent, «zoodat men deze dan ook zooveel mogelijk kan neutraliseeren.» Zietdaar in deftige bewoordingen hetzelfde gezegd als door het bekende rijmpje: «Mijn lieve Keetje, Wat je hebt dat weet je, Wat je krijgt, ziet Mijn kind, dat weet je niet.» Het behoeft wel nauwelijks gezegd, dat dit argument slechts dan eenige waarde zou kunnen hebben, indien aangetoond ware, dat in derdaad over de beteekenis en de werking van het positieve stelsel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 192