191
nog geen voldoende licht was opgegaan, doch dit wordt zelfs niet
beweerd.
De tweede overweging luidt, dat invoering van een positief stelsel zou
beteekenen«de omverwerping van eenen "bestaanden toestand.en de
«in de piaats stelling van eenen nieuwen toestand, waarvan men de
«werking wel in andere landen kan nagaan, maar die een nieuwe plant
«zoude zijn op een ouden bodem, waarvan men dus de groeikracht, en
«zelfs de levensvatbaarheid aan eene gevaarlijke proef zoude onderwerpen»
(bl. 342).
De echte conservatief laat niet na, dit argument, even als het vorige,
bij elke gelegenheid te berde te brengen. Van de Commissie had men
echter mogen verwachten, dat zij niet bij deze banale algemeenheid was
blijven staan, maar een onderzoek had ingesteld naar de levensvoorwaar
den der plant en den aard van onzen bodem, dat wil dus hier zeggen
naar de behoefte van ons publiek aan betrouwbare inlichtingen ten hypo-
theekkantore, naar het rechtbewustzijn van ons volk wat betreft de ver
volgbaarheid van zakelijk recht. Hoe dat onderzoek zou zijn uitgevallen,
kan, dunkt mij, na raadpleging vain het vergelijkend overzicht der opvor
deringsactiën moeilijk twijfelachtig zijn.
Misschien echter moet de overweging omtrent de «gevaarlijke proef»
worden beschouwd in verband met eene andere, n.l. de «landsvaderlijke
zorg», verbonden aan «de bij het gebruik van een grondboek niet te
vermijden inmenging van de overheid. De overheid maakt uit of hij, die
den eigendom van de onroerende zaak zal overdragen, de werkelijke
eigenaar is; diezelfde overheid maakt uit of de rechtshandeling, krachtens
welke de eigendom zal worden overgedragen, wat betreft vorm, inhoud,
bekwaamheid der partijen, echtheid en wat daarbij in aanmerking komt
geldig is» <bl. 343).
Uit den treuren is door mij en ook door anderen (bijv. Mr. M. W.
F. Treub en Mr. J. C. Naber) betoogd of erkend, dat er niets aan is
van die «landsvaderlijke zorg». Men zie o. a. Eechtsgel. Magazijn 1895,
bl. 265278, of Tijdschr. v. lead, en landm., XI, bl. 105—116. Daar is
uitvoerig uiteengezet:
dat in elk stelsel onderzoek door particulieren en door ambtenaren
noodig is;
dat in geen stelsel dit onderzoek, zal het iets beteekenen, omvang
rijker en moeilijker is, dientengevolge meer tijd en geld kost en niettemin
tot minder zekerheid leidt, dan in het negatieve;
c. dat in het negatieve stelsel partijen genoodzaakt zijn het onderzoek
over te laten aan notarissen, zaakwaarnemers of andere tusschenpersonen,
er niet voor verantwoordelijk zijn, terwijl controle, zelfs op het nalaten
ervan, niet mogelijk is;