195 Het ontwerp onderscheidt verder tusschen overdrachten, die lijden aan volstrekte nietigheid en aan eene nietigheid, die slechts door bepaalde personen kan worden ingeroepen, en die wij met den naam van relatieve nietigheid kunnen aanduiden, en geeft daarvoor een verschillende regeling. Indien een overdracht lijdt aan volstrekte nietigheid, werkt die nietigheid ook tegen hen, die onder bijzonderen titel eenig recht op de zaak afleiden van dengene, aan wien zij was overgedragen (art. 101). In alle gevallen van relatieve nietigheid, met uitzondering van de nietigheid ingeroepen door een minderjarige of onder curateele gestelde is de overdracht vernietigbaar, in dien zin, dat de nietigheid niet werkt tegen derden (art. 103). De nietigheid ingeroepen door minderjarigen en onder curateele gestelden werkt daarentegen wel tegen derden (art. 102). «De vraag rijst nu», zoo schrijft de heer Boer «of eene vervreemding door den failliet tijdens het faillissement volstrekt of slechts betrekkelijk nietig is? Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de be schikking en het beheer over zijn vermogen, doch zulks neemt niet weg, dat hij eigenaar blijft, enz.». «Aangezien de failliet beschouwd moet worden als eigenaar, wiens be voegdheid tot vervreemding tijdelijk is opgeheven, evenals zulks het geval is bij de buiten gemeenschap van goederen gehuwde vrouw en den cu randus, lijdt eene vervreemding door den failliet niet aan volstrekte, doch aan betrekkelijke nietigheid (zie Mem. v. Toel., op art. 23, Molengraaff Faillissementwet bl. 44; enz.» «De failliet behoeft zich dus slechts van een strooman te bedienen om het onroerend goed te brengen in handen van een derde, wiens recht dan, volgens het Ontwerp geëerbiedigd zou moeten worden. Is deze opvatting juist, dan zou dus het ontwerp hier de deur wijd openzetten voor spoliatie». Tot zoover de geachte Schrijver. Is nu deze opvatting juist, en moet eene vervreemding door den failliet gedaan altijd hetzij aan volstrekte, hetzij aan betrekkelijke nietigheid lijden, of wel zoekt de Schrijver de verklaring van het feit, dat eene vervreemding door den failliet gedaan geen effect sorteert, op een geheel verkeerd gebied, en moet die verklaring buiten volstrekte en betrekkelijke nietigheid om ergens anders worden gezocht? Ziedaar, wat wij hier wenschen te onderzoeken. Daar ook ons recht beide soorten van nietigheid kent en mijns inziens het Ontwerp in het wezen daarvan geen verandering brengt, achtte ik eene bespreking van bovengestelde vragen hier ter plaatse van genoegzaam belang. Wanneer lijdt eene overdracht aan volstrekte nietigheid? Ons antwoord hierop is hetzelfde als op de vraag, wanneer lijdt eene overeenkomst in het algemeen aan eene volstrekte nietigheid, namelijk wanneer aan de overeenkomst iets ontbreekt, dat door de wet op straffe van nietigheid

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 197