202
verloren anderdeels aan de uitspraken o. a. van de Regeering
en van Prof. Molengraaff, die in het betoog van Mr. v. G. niet
tot hun recht komen en daarom hier in enkele woorden worden
herhaald.
„Faillissement is een algemeen beslag op en algemeene uitwinning
van het vermogen des schuldenaarskarakter van het beslag is
„een zakelijk verhaalsrecht, dat op de zaak blijft rusten al komt
het in handen van derden" (Mr. W. L. P. A. Molengraaff, Leid
draad bij de beoefening van het Ned. Handelsrecht, 83).
„Absoluut nietig behoeft niet eene handeling van den schuldenaar
te wezen, zelfs niet overeenkomsten en beschikkingen over het in
beslag genomen vermogen. Het is voldoende dat dergelijke hande
lingen den boedel niet binden, tegenover den boedel niet werkzaam
zijn. Relatieve nietigheid is noodig, geen absolute.De schuldenaar
(kan) over den boedel niet op eene, den boedel verbindende wijze
beschikken, de curator (kan) tegen een ieder de nietigheid dier
handelingen met betrekking tot den boedel inroepen." (Mem. v.
Toel. op de Faillissementswet).
„De door den schuldenaar na de faillietverklaring verrichte han
delingen (zijn) in geenen deele volstrekt nietig, maar slechts be
trekkelijk: (tegenover den hoedel. Noch de failliet, noch zijne
wederpartij kan zich op de nietigheid beroepen, alleen de curator
heeft daartoe het recht" (Molengraaff, de faillissementswet ver
klaard bl. 151).
Onder het bestaande recht is dit alles toereikend omdat ook
relatieve nietigheid werkt tegen derden verkrijgers. Doch de vraag
is juistwelke zal de invloed zijn van den nieuwen rechtsregel van
het Ontwerp B. W.? Deze vraag kan niet uitsluitend beantwoord
worden op grond van het bestaande recht maar moet worden be
schouwd in het licht der nieuwe regeling. Het ontwerp erkent
tegenover derden verkrijgers in 't algemeen geene andere beperkingen
van het eigendomsrecht door zakelijke rechten of voorwaarden,
dan die blijken uit de openbare registers ten hypotheekkantore
tegen die derden werkt geen relatieve nietigheid van overdrachten
tusschen voorgangers.
Vervreemdde een dier voorgangers tijdens zijn faillissement, dan
zal dus het gebrek in den van hem alkomstigen titel niet werken
tegen den derden verkrijger, onverschillig of men zich beroept op
een niet uit de registers blijkende opschortende voorwaarde,