20
Maar het notnmer van het brandkadaster in Saksen dan?
Ik weet niet of dit nommer ook op de huizen vermeld staat.
Is dit het geval, dan zou inderdaad de mogelijkheid niet uitgesloten
zijn om het perceel uit te vinden, gesteld dat er eenige regelmaat
in de nummering zit. Maar het ligt toch voor de hand dat de
vermelding van het nommer van het brandkadaster geenszins geschiedt
met het doel om het kadastraal perceel op te sporen, doch omge
keerd. Men heeft in Saksen eene verplichte verzekering tegen brand
en geen perceel mag hooger verzekerd worden dan tegen zekere
fractie van de waarde. Voor eene goede controle is er verband
gelegd tusschen het brandkadaster en het gewone kadaster. De
administratie kan nu, door middel van het kadastrale nommer na
gaan, welke hoofd- en hijgebouwen onder elk nommer van het
brandkadaster zijn begrepen. De grondslag is alzoo het kadastraal
perceel, dat op het terrein te vinden is door middel van de kaart
en daarop aangewezen grenzen heeft.
Het is dus zeer begrijpelijk dat geen der Duitsche schrijvers is
gekomen op het groote argument van Mr. Hij mans; als men het
wat van naderbij beziet, blijkt het niet de minste waarde te hebben.
Het wordt overigens door niemand betwist dat de opgaven in het
grondboek omtrent soort van eigendom, grootte, belastbare opbrengst
enz. slechts hebben eene „informatorische Bedeutung," zij dienen
echter niet ter opsporing van het perceel doch om belanghebbenden
eenige inlichtingen te geven omtrent den aard en de vermoedelijke
waarde van een eigendom. Niemand onderstelt dat die opgaven
zouden deelnemen aan de „öffentliche Glaube" van het grondboek.
Niet voor feitelijke betrekkingen, slechts voor rechtsbetrekkingen
geldt die openbare geloofwaardigheid en de vraag thans evenals
vóór de invoering van het nieuwe B. W. is deze: of de kadastrale
aanduiding van het goed behoort tot die rechtsbetrekkingen. Nu
kan men thans evenmin als vóór 1900 ontkomen aan de logica
van het feit dat het kadastraal nommer het eenig verband vormt
tusschen subject en object der rechtsbetrekking, tusschen verkrijger
en onroerend goed, en dit nommer zou zijn een merkteeken zonder
zin, als men het wilde afscheiden van de definitie, welke de kaart
er van geeft. Dit is de reden die de Duitsche rechtbanken er ge
leidelijk doch algemeen toe heeft gebracht de „öffentliche Glaube"
van het grondboek uit te strekken tot den omvang der perceelen,
zooals die door de kadastrale kaart wordt bepaald. De overwegingen