231 bruiker van beteekeniswaaraan dan ook ons kadaster, door zijnen artikelsgewijzen legger heeft gedacht. Met de inrichting van ons kadaster, mits bijgehouden, is het gemakkelijk genoeg voor bepaalde doeleinden, b. v. voor iandveriegging, het beeld van de verdeeiing van den eigendom weer te geven. In nauw verband tot de perceelgrootte, de onderlinge ligging en hunne schattingsgroepeering staat het samenvoegen tot Kuituur- verbanden,d. i. eene zoodanige aaneenschakeling van gronden, die onder dezelfde omstandigheden van waterregeling, van arbeidsbron en van afzet produceeren. Zij staan onder dezelfde uitwendige invloeden, hetgeen hen in tal van zaken gemeenschappelijke belan gen doet hebben, die, eenmaal als zoodanig erkend, zwaarder moeten wegen dan de misschien afwijkende belangen van eene minderheid in aantal en bezit. De gegrondheid van het tot stand komen van zulke kultuurverbanden kan uit goed aangelegde bodemkaarten blijken. In zulke verbanden is het dat het kadaster te streven heeft naar evenredigheid van den belastbaren opbrengst, met de natuurlijke groeifactoren, want in hen drukken de economische factoren evenredig aan het voortbrengingsvermogen. Als tweede factor naast de grootte en de aankleve van dien, is de terreinvorming voor den kuituurman van de grootste beteekenis. Eene kleine toelichting doet U zulks onmiddellijk inzien. Hoezeer ook eene zuidhelling voor eenen vochtbindenden leem grond als een begunstigende factor te beschouwen is, omdat daar door de verwarming eene krachtigere wordt, zoo zal zij vaak voor eenen weinig vochtbindenden zandgrond oorzaak kunnen worden van beschadiging door nachtvorst of wel door vochtgebrek in den zomer. Het ligt dus in de rede, dat de terreinvorming als groeiplaats factor mede op den voorgrond moet treden en dit kan zij alleen doen bij eene bevredigend juiste trancheopname. Deze factor is vooral nog van hooge waarde omdat hij nauw verband houdt met de jongste wordingsgeschiedenis van den bodem. In zekeren zin is het terreinbeeld een uitvloeisel van de elkaar opgevolgde aardkundige tijdvakken, die vanaf de tertiaire formatie tot heden bijna aan den geheelen bodem van ons vade-land bet uiterlijk verleenden, dat hem thans stempelt. De afzettingen van oudere en jongere tijdvakken wisselden elkaar af met des te grootere contrasten, door de aeolische en fluvale werkingen te voorschijn

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 233