233 Als hoofdpunten voor bodemwaardeering dienen de hoogste en de laagste punten van het terrein. Deze hoofdpunten, die behoorlijk vastgelegd en aangemeten worden, verbinden wij door middel van gebroken lijnen in richtingen normaal op de {ranches en wel daar waar de tranches elkaar het meest naderen en waar zij het verst uit elkaar liggen. Op deze natuurlijke nel lijnen wordt later door middel van boringen de vertikale bodemprojectie vergeleken met die der hoofdpunten (proefsteken), om daar waar noemenswaar dige afwijkingen voorkomen, nieuwe hoofdpunten in te lasschen. Dergelijk natuurlijk net wordt doelmatig aangevuld met een boornet langs wegen en paden op kennelijke terreinpunten. Deze toelichting verklaart ons mijne opvatting, dat bodemopname van een enkel perceel of van eenige perceelen slechts eene zeer beperkte waarde heeft. Zij kan dienen als demonstratiehulpmiddel om aan te toonen wat men aan een enkelen proefsteek kan waar nemen maar van eene aaneenschakeling tot bodemkundige lengte- profielen kan natuurlijk geen sprake zijn. 2°. het beschrijven van: a. de wildgroeiende jaarlijksche gewassen; b. de wildgroeiende overblijvende gewassen a. phanerogamen cryptogamen; c. den algemeenen oppervlakte-toestand des bodems; d. de voorkomende natuurlijke steenen; e. eventueel blootgelegde concretiën in het boofdbodem- materiëel f. het ten dage komen van zakwater (bronnen); g. statistische grondslagen omtrent de productie van de kui tuurgewassen. 3°. Het ontgraven der profielen. De proefsteken worden zoodanig ontgraven, dat wij eene zuiver vertikale wand van 2 M. breedte en ruim 2,50 M. diepte (behoudens levend grondwater) nauwkeurig door photopraphie in beeld kunnen brengen. Zorgvuldig is er op te letten dat de vochttoestand niet te veel verandert; waarvoor in de handleiding voor de uitvoering de noodige voorzorgsmaatregelen te geven zijn. 4°. Het in teekening brengen der hoofdproef'steken. Zooals ik zooeven reeds zeide wordt het vertikale bodembeeld photographisch op schaal opgenomen; hetgeen niet moeielijk is, indien de maten van het profiel bekend zijn of wel indien men

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 235