236
b. van Hazard het gebruik der geologisch-agronomische kaarten
voor grondschattingen.
c. eene geologisch-agronomische kaarteering uit de omgeving
van Berlijn.
d. het Würzelherbarium van Prof. Dr. A. Orth, dat ik in
Augustus in natura mocht zien, in photograph ische reproductie. (1894.)
Dit herbarium doet U zien waarom wij ten minste 2,50 M. diep
in den bodem moeten dringen. Het leert U de hooge beteekenis
kennen van de jaarlijksche gewassen. Hun ontkiemen doet de
bovenste grondkorst verkruimelen, hun wortelgestel, dat zoo diep
in den bodem dringt, schept, afstervende, contaktkanalen met de
atmospheer, waarvan de aardwormen zoo gretig gebruik maken.
e. Eene photographische opname van een bodemprofiel in
kleuren bijgewerkt.
Deze origineele opname voerde ik in het begin van September uit.
Wat nu de waarnemingen op het terrein betreft, wordt niets
anders geeischt. dan nauwgezetheid bij het gebruik van speciaal
daarvoor geconstrueerde of te construeeren toestellen. Deze eisch
is zeker niet te hoog voor een kadasterman, van wien men toch
mag aannemen dat theodoliet en waterpasinstrument zijne ver
trouwden zijn.
Een toestel bracht ik U mede, n.l. de bodemsonde.
De ruimte door dit korte overzicht ingenomen, zal mij veront
schuldigen indien ik heden niet op alle details van het bodemonderzoek
inging. Het geheel is de omvang van een studievak, dat ik natuurlijk
niet in eene bijeenkomst kan doorloopen. Toch hoop ik U den
indruk te hebben gegeven, dat liet mij er volstrekt niet om te doen
is om slaafsch de elders in gebruik zijnde methoden aan te prijzen.
Integendeel, ik heb gemeend een eigen weg te moeten volgen,
waarvoor de fundamenten gelegd werden gedurende de laatste
10 jaren mijner ruim 25-jarige praktijk, die ik het voorrecht had
vóór mijn leeraarsambt te doorloopen.
Mocht iemand uwer te eeniger tijd belang stellen in de methode
van grondbeoorderling, zooals ik mij die, na jaren lange studie op
het veld en in het laboratorium opbouwde, dan beveel ik mij
beleefd aan voor een bezoek aan Wageningen; want daar toch
9 Zie zijne Verhandeling in de «landw. Jahrbücher» van Dr. Thiel, Jaar
gang 1901.