250 wanneer men leesl aan den voet der zelfde bladzijde: „De hoeveelheid werk, dat door een geoefend Europeesch opnemer gemiddeld wordt geleverd, kan gesteld worden op6 vierkante kilometer per maand op de schaal 1 a 20.000." 6 vierkante kilometers zijn 600 Hectaren per opnemer en per maand. Een opnemer bij het Kadaster meet gemiddeld 2 maal minder. Een opnemer van den topographischen dienst moet derhalve 2 maal langer of harder werken wat niet is aan te nemen, of de eischen, waaraan het werk moet voldoen, moeten zooveel minder zijn in verband met de viermaal kleiner schaal der kaarten. In het jaar 1900 werd voor het instellen van een onderzoek naar het plan, om de opname en het in kaart brengen van Indië in één dienst samen te brengen, een commissie ingesteld, bestaande uit den chef van het topographisch bureau als lid tevens voorzitter, een subaltern officier als secretaris, verder een ambtenaar van het kadaster, een ambtenaar van het boschwezen, een ingenieur van de staatspoorwegen, een ingenieur van het mijnwezen als leden. Omtrent het behandelde door deze commissie gaan vage geruchten, waaruit geen stellige gevolgtrekkingen zijn te maken. Aangenomen mag echter worden dat van het plan om alle metingen onder één hoofd en leiding te brengen, is afgezien [door Sollewijn Gelpke betwijfeld, zie hieronder (Red.)] maar dat in de maand April j.l. een voorstel is ingediend om het kadaster te ontheffen van de metingen ten behoeve van de land-rente en die metingen op te dragen aan den topographischen dienst. Men onderscheide in deze naar behooren het principe en de consequen tie. Het principe van kadastrale zijde is, dat het kadastrale werk als grondslag van de landrente, bij alle vereenvoudiging toch moet blijven een standaardwerk, waarop minstens een 100 tal jaren zal kunnen worden voortgebouwd. De consequentie is, dat die arbeid meer zal kosten dan een vluchtige opname als de topographische dienst beoogt. Zulk een werk moge beter zijn dan een opname door loerah's, zooals sommigen begeeren, om daaruit de benaderde gegevens te putten, welke momenteel voldoen aan het ongeduld der belastingambtenaren; het kan geen blijvenden grondslag vormen. Daartoe zijn de gegevens eener opname tot samenstelling van overzichtskaarten op de schaal van 1 a 20.000 te onnauwkeurig. Een onnauwkeurige kaart kan niet bijgehouden worden. Dit is aanleiding geweest tot het opheffen van de statistieke opname en werd ingezien in 1873 door de commissie-Motkèe. Overzien wij in het kort de geschiedenis van het landrente-kadaster, dan onderscheiden wij de navolgende tijdperken: I. van '1818 tol 1857. De regeering erkent de noodzakelijkheid van een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 252