253
Tot zoover de Heer Sollewijn Gelpke.
De geschiedenis van het landrente-kadaster op Java dreigt uit te
de landrente, het boschwezen, de staatsspoorwegen, de irrigatie, het mijn
wezen, de topographische dienst aan die technische leiding mededeelen
wat zij verlangen, dat op de kaarten zal worden gebracht, aan welken
graad van nauwkeurigheid de metingen moeten voldoen en laat dan die
technische ieiding uitmaken, hoedanig zij de metingen moeten inrichten,
opdat allen ze zullen kunnen gebruiken, opdat dit werk geschiede met
de minste kosten.
Nadat in de Preanger de onoverkomelijke moeilijkheden en kosten van
een idividueele kadastrale meting gebleken waren, werd een middenweg
gekozen en men besloot perceelsgewijze aan te slaan.
Gemeten worden wegen breeder dan twee meter, waterloopen breeder
dan drie meter, grenzen van dessa's en die tusschen droge gronden en
sawahs en aldus perceelen gevormd. Perceelen grooter dan 50 bouws
worden gewoonlijk gesplitst omdat anders de inlanders moeite hebben
den perceelsgewijzen aanslag onder elkander te verdeelen.
Men is thans op Java bezig een landrente-regeling voor te bereiden op
Preanger basis, dus met een perceelsgewijzen aanslag.
Waarom kan de topographische dienst niet aan dien eisch (levering
van kaarten op 1 a 5000) voldoen1? Waarom niet op Java, wel in
Britsch Indië. (General Report on the operations of the Survey of India
Department 1899, 1900.)
De topographische dienst behoort zoodanig te meten dat de gegevens
tevens voor de landrente dienstbaar zijn.
Nu is de vraag of er voor die streken, die reeds topographisch zijn
opgenomen, eene methode kan worden bedacht als een hulpmiddel om de
landrente-ambtenaren spoedig te helpen aan de voor de klasseering en
aanslag volgens Preanger basis onontbeerlijke dessakaarten.
Daartoe worden door een photograpisch precédé de kaarten van 1 a 20.000
of 1 a 25.000 vergroot op 1 a 5000. De clichékaarten worden gedrukt
in blauwe tint, welke verbleekt. Deze zijn gemakkelijk voor de landrente
geschikt te maken door meting en inpassing. Voor de proefneming werden
drie districten uitgekozen.
De proef heeft geduurd van 19 Mei tot 19 December 1901.
Daarna had eene vergelijking plaats met de landrente-kaarten op 1 a 5000.
Bij dezelfde grenzen dekten deze elkaar bijna volkomen.
De proefneming liep over 62437 bouws, de kosten bedroegen 17'/j ct.
per bouw
1) Bouw bijna 71 aren.
[Red.]