254
loopen op eene herhaling van wat lusschen 1825 en 1830 in ons
land is voorgevallen. Onder den invloed van den fiscus werd op
steeds meer spoed bij de metingen aangedrongen, werden de eischen
steeds lager gesteld, werd ten slotte zelfs het toezicht een wassen
neus en werk goedgekeurd, dat beneden alle kritiek was.
De noodlottige gevolgen ondervond men toen het op bijhouding
van dat werk aankwam.
Wij zijn niet in staat van hier uit met voldoende kennis van
zaken te oordeelen over de toestanden in Indië. Niet alleen in het
artikel van G F. W. ook in dat van den Heer Sollewijn Gelpke
komen wenken voor die o.i. waard zijn ter harte te worden genomen.
Al kunnen wij geen oordeel vellen in de heerschende meenings-
verschillen, wij kunnen niet nalaten uiting te geven aan onze vrees
dat men ook in Indië voor de zooveelste maal te laat zal ontwaren
dat goedkoop duurkoop is.
Voor nadere toelichting dezer quaestie houden wij ons bij de
Indische ambtgenooten zeer aanbevolen.
[Red. B.]
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1903 Hoofdstuk VII B.
(Voorloopig Verslag.)
Ook thans weer kwam de zoowel ten vorige jare bij de behandeling
van hoofdstuk VIII? der Staatsbegrooting als onlangs bij de beraadslaging
over het Adres van Antwoord op de Troonrede besproken aangelegenheid
der herziening van de wet van 2 Mei 1.897 Staatsblad n°. '124) tot her
ziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen ter
sprake; opnieuw werd met voorbeelden toegelicht, tot welke zonderlinge,
hoogst ongewenschte uitkomsten deze wet, in hare toepassing leidt. In
de vergadering der Kamer van 23 September j.l. heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken medegedeeld, dat de adviezen omtrent deze aan
gelegenheid bij de regeering nog wel niet waren ingekomen, maar spoedig
werden verwacht en men de hoop koesterde, dat een wetsontwerp omtrent
deze zaak nog in den loop van dit zittingjaar gereed zoude komen.
Men wenschte te vernemen, of de Minister thans nadere en meer zekere
mededeelingen omtrent het tijdstip van indiening van dit wetsontwerp
zoude kunnen doen; naar sommige leden meenden te weten, waren in
het afgeloopen jaar twee commissiën van schatting nog met hun werk
bezig, maar zijn ook deze daarmede thans gereed gekomen.