257 Art. 40 s. Opgemerkt werd, dat de hypotheekbewaarders vaak zeer lang de stukken onder zich houden, die hun ter overschrijving worden aangeboden, hetgeen vooral bij executoriale beslagen veel last veroorzaakt. Art. 40 s. en v. "Van verschillende zijden sprak men er zijne bevreemding over uit, dat thans op de begrooting gelden worden aangevraagd voor eene nieuwe regeling van de traktementen der rijksklerken, werkzaam bij de bewaarders van de hypotheken en het kadaster en bij de ontvangers. Wel heeft de Minister ten vorigen jare in de Memorie van Antwoord medegedeeld, dat hij zich vleide met de hoop bij de begrooting voor 1903 voorstellen te dezer zake te kunnen doen, maar men had gedacht, dat hij met het doen van deze voorstellen zou hebben gewacht, totdat de commissie, die het geheele vraagstuk van de bezoldiging en de bevordering der ambtenaren bij de belastingen heeft te onderzoeken, met haar arbeid gereed zoude zijn. Immers ten vorige jare deed de Minister bij herhaling uitkomen, dat bij het beoordeelen van de wenschen van elke categorie van ambtenaren op zich zelve, steeds behoorde te worden gelet op den invloed, die hunne inwilliging weder zou hebben op de posilie en de wenschen van alle overigen en hij het daarom niet geraden achtte reeds dadelijk op de eenzijdige verlangens der verschillende categorieën in te gaan, maar het ingewikkelde onderwerp in zijn geheel wenschte te kunnen overzien, alvorens ten deze in te grijpen. Uit dien hoofde scheen het hem ten vorige jare ongewenscht, bepaalde onderwerpen al vast te gaan beslissen en derhalve aan de commissie ten halve te onttrekken, omdat dit het effect van de werkzaamheid der commissie lichtelijk zou kunnen verzwakken. Gevraagd werd, of de bedoeling bestaat, de nieuwe regeling van de traktementen der rijksklerken met 1 Januari 1903 in werking te doen treden. Men meende dit uit het slot van het bij artikel 40 in de Memorie van Toelichting aangeteekende te kunnen opmaken. Eenige leden zouden de maxima voor de rijksklerken der 2de en 3de klasse liever zien bepaald op ƒ1000 en ƒ800, dan op ƒ900 en ƒ600, zooals thans wordt voorgesteld. Sommige leden wezen er op, dat bij de voorgestelde regeling de indeeling der klerken in klassen en de onderscheiding der kantoren naar deze klassenindeeling bezwaar zal opleveren, omdat verplaatsing van klerken niet veel voorkomt en iedere klerk in zijn eigen kantoor zal moeten opklimmen met het gevolg, dat, waar dit kantoor niet alle drie klassen omvat, hij de eerste klasse ook niet zal bereiken. Bij de regeling van de posilie der rijksklerken bij de directe belastingen stuit men op het zelfde bezwaar, dat een rijksklerk zelden naar een kantoor van hoogere klasse zal kunnen overgaan.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 259