V 259 Is de betrekking van aspirant-landmeter onbezoldigd en geeft zij aan spraak op benoeming tot eene bezoldigde betrekking? (Wet van 9 April 1897, Staatsblad n°. 85 in verband met art. 9 lit. c. der wet van 9 Mei 1890 Staatsblad n°- 78). Ter beantwoording van deze vraag moge het volgende dienen, ontleend aan de toelichting, behoorende bij bet te dezer zake door het bestuur der Vereeniging van Kadaster en Landmeetkunde ingediend request in Februari 1900. «De aspirant-landmeter heeft aanspraak op eene maandelijksche toelage, die thans loopt van f 45.tot 60.Deze toelage wordt op dezelfde wijze als de jaarwedde der landmeters uitbetaald, en wordt gedurende den dienst als aspirant-landmeter geleidelijk ver hoogd. De toelage strekt niet om onkosten te vergoeden, die in de uitoefening van het dienstwerk worden gemaakt en moet zeer zeker beschouwd worden als eene vergoeding voor de diensten, den lande bewezen, welke diensten vooral bij aspirant-landmeters, die als zoo danig 10 jaar in dienst waren, zeker niet voor die van een landmeter behoefden onder te doen. «De vraag of een ambtenaar, die in 's Rijks dienst eene toelage geniet, ten opzichte van het pensioen, moet worden beschouwd als bezoldigd of als onbezoldigd, is bij de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer van de bovengenoemde wet van 9 April 1897 (Staatsblad n°. 85) beantwoord. Op blz. 6, 2e kolom vindt men daar: ««dat de betrekking van aspirant-stenograaf ten onrechte een tijd lang is aangemerkt als eene onbezoldigde en dat zij in werkelijkheid, ook vóór 1890, eene bezoldigde is geweest, omdat de aspirant stenografen jaarlijks eene vaste geldsom als belooning genoten, die toelage heette, doch feitelijk van eene jaanvedde alleen in naam verschilde»». «Valt de betrekking van aspirant-landmeter dus, als zijnde be zoldigd, niet onder de wet van 1897, ook de andere voorwaarde, het aanspraak hebben op latere benoeming tot eene bezoldigde betrek king is niet aanwezig. «Het gaat hiermede niet als met de surnumerairs der registratie en domeinen, die recht hebben op eene benoeming tot ontvanger. «De aspirant-landmeter ontleent zijn recht op benoeming tot land meter aan het voor deze betrekking voorgeschreven examen; heeft hij op zijn dertigste jaar geen voldoend examen afgelegd, of twee malen een onvoldoend examen gedaan, dan bestaat er geen weg meer voor hem om tot landmeter te worden benoemd. «Het aangevoerde is naar onze meening voldoende om aan te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 261