260
toonen, dat de wet van 9 April 1897 (Staatsblad n°.' 85) niet van
toepassing kan zijn op den dienst van aspirant-landmeter».
2°. De wet van 28 Juni 1898 (Staatsblad n°. 152).
Deze wet is niet op de landmeters van toepassing, omdat de betrekking
van aspirant-landmeter niet is eene burgerlijke betrekking, die aanspraak
geeft op pensioen. (Vergelijk de wet van 1898, art. 3 met art. 9° der
Burgerlijke Pensioenwet).
Ondergeteekenden vermeenen aangetoond te hebben, dat noch de wet
van 1897, noch die van 1898 op hen van toepassing is.
Ook met het oog op latere voor hen mogelijk nadeelige gevolgen,
verzoeken zij beleefd, dat in het in te dienen wetsontwerp zulke be
palingen mogen worden opgenomen, als dienstig zijn om hunne rechts
zekerheid in deze te verkrijgen.
In verband met hun verzoek om teruggave van de gelden, gestort
volgens de wet van 1897, hebben zij de eer te doen opmerken, dat
verschillende opvattingen omtrent de toepassing op het onderhavige geval
van art. 17 der wet van 9 Mei 1890 (Staatsblad n°. 78), ten aanzien
van gekweten bijdragen hun belang verliezen, waar een nieuw wets
ontwerp in het vooruitzicht is gesteld.
Beleefd verzoeken ondergeteekenden UWEd.Gestr., dit schrijven te
willen doorzenden aan Zijne Excellentie den Minister van Financiën.
Het Bestuur der Vereeniging en de Redactie van het Tijdschr. voldoen
gaarne aan het verzoek tot plaatsing van bovenstaande missive in het
Tijdschrift.
Wellicht vinden meerdere landmeters aanleiding tot gelijkvormige be
antwoording van de vragen gesteld in de Min. aanschrijvingdd. 17 Nov. j.l.
Mocht nog een weg gevonden kunnen worden om de onbillijkheid weg
te nemen van het feit, dat velen naar de wet van 1897 voor inkoop van
dienstjaren een tamelijk groote som gestort hebben, terwijl anderen naar
de wet van 1898 hetzelfde bereikten zonder iets te storten, dan zou Z.E.
zeer zeker op veler dankbaarheid rekenen kunnen.