29 sowie die als Unterlage der Fortführung dienenden Meszürkunden jederzeit einer Prüfung unterziehen zu lassen." Men ziet het, er blijft letterlijk niets over van de gronden, waarop Mr. Hijmans zijne conclusie bouwde. En toch is vooral op deze conclusie het tweede gedeelte van zijn verhandeling gericht. Wel komen daarin nog vele opmerkingen voor waarbij ik een? of een! plaatste, doch zij staan met het betoog niet in nauw verband of schijnen soms zoo weinig ernstig gemeend, dat een bespreking of weerlegging mij onnoodig voorkwam. Het laatste schijnt het geval bijv. met de bewering dat er meer kans zou zijn om ons onafhankefijk volksbestaan te bewaren als we vasthouden aan de (Fransche) grondslagen van ons kadaster door de Franschen veroordeeld en verlaten dan wanneer we invoeren de bewijskracht van het kadaster die geen vaderland kent, of het zou in het grijs verleden dat der Pharao's moeten zijn. Het zou mij leed doen indien mijne critiek den heer Hij mans van voortgezette studie op dit gebied had afgeschrikt, want geheel deel ik zijne meening dat de juristen zich meer dan tot nu toe met het kadaster moesten bezig houden, niet om te regeeren en te heerschen daartoe ontbreekt hen de speciale kennis die tegenwoordig op technisch gebied een allereerste eisch is ook voor organiseerende ambtenaren maar om aan eene hoogst belang rijke Staatsinstelling die plaats te helpen verschaffen, welke haar in het algemeen belang toekomt. I. BOER Hz.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 29