Tweede Kamer, Staatsbsgrooting voor het dienstjaar 1902. VIIde HOOFDSTUK B. Voorloopig Verslag. Algemeene Beschouwingen. 4 Grondbelasting. Door vele leden werd de aandacht gevestigd op eene zich in sommige streken des lands openbarende beweging tegen de uitvoering der wet van 2 Mei 1897 Staatsblad n. 124) tot herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen, voor de grondbelas ting. Het schijnt dat de toepassing van art. 2 dier wet, met betrekking tot de landelijke eigendommen tot zonderlinge, niet gewenschte uitkomsten zal leiden. Zoo had men vernomen dat in sommige schattingsdistricten de waarde van de landhouwhoeven berekend wordt door vermenigvuldiging van het aantal hectaren van den bij de bewoners in gebruik zijnden grond met een vast cijfer. Is die uitgestrektheid gering dan is de schatting van de belastbare opbrengst van prachtige hoeven zeer laag, terwijl de eenvoudigste arbeiderswoning daarentegen op hare werkelijke huurwaarde wordt geschat. Vooral in Groningen schijnen zich tal van gevallen te zullen voordoen, waarin de belastbare opbrengst van kapitale boerderijen belangrijk zal worden verlaagd, terwijl voor woningen van arbeiders en handwerkslieden die opbrengst aanmerkelijk verhoogd, in vele gevallen zelfs verdubbeld zal worden. Van onbillijke schattingen in die provincie had men in de dagbladen de volgende voorbeelden aangetroffen Van eene woning, ge bouwd voor ƒ1600, werd de belastbare opbregst op 88 getaxeerd, van eene in de onmiddellijke nabijheid gelegen boerderij, ter waarde van ƒ6000, op 85 en van eene mede in de buurt zich bevindende prachtige plaats van een heerenboer, die zeven jaar geleden voor ƒ.31.400 werd aanbesteed, op slechts f 75. Van eene groote boerderij werd de schatting der belastbare opbrengst van ƒ375 gebracht op 45 4 oor een aanzienlijk heerenhuis werd zij verlaagd van 325 tot 20, terwijl zij daarentegen voor eene arbeiderswoning verhoogd werd van 15 tot 96. Men vroeg of de toepassing van genoemde wet inderdaad zulke wan verhoudingen in het leven roept. Zoo ja, dan ware volgens sommigen wetswijziging geboden, terwijl anderen van meening waren dat aan die ongelijkmatigheden wellicht ware tegemoet te komen bij de wet, waarbij het percentage der heffing zal moeten worden geregeld.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 33