49 vrijstelde, is voornamelijk hieraan te wijten, dat men aan den landbouwer misgunde dat zij vrij waren van de patentbelasting. De landbouw ging het destijds naar wensch en toch werd geen patent betaald, dat was de grief. Toen beeft men gezegd dit is mij door toenmalige kamerleden gezegd wij zullen ze bij de herziening van de gebouwde eigendommen wel knijpen en men heeft ze dan ook bij die gelegenheid geknepen; bijna zonder uitzondering zijn de gebouwen tot hoeven behoorende op een veel te hooge belastbare opbrengst geschat. Ik verzeker den heer Schaper, dat ten gevolge der wet van 1873 sommige boerderijen, en misschien wel vele, aangeslagen zijn voor een belastbare opbrengst voor gebouwd, die hooger is dan de huur, die kan bedongen worden voor de geheele boerderij, gebouwd en ongebouwd te zamen Dit is een feit en dat daarin verbetering moest worden gebracht was zoo klaar als de dag en hetzelfde genootschap van nijverheid, waarop de heer Schaper zich heeft beroepen, heeft in zeer gemotiveerd adres, bij de behandeling der wet tot herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen, er op aangedrongen, dat wijziging moest worden gebracht in art. 2, zooals dit door de Regeering was voorgesteld. Indien het door de Regeering oorspronkelijk voorgestelde artikel onge wijzigd ware aangenomen, dan zou dit den toestand niet hebben verbeterd en in geen enkel opzicht verlichting van druk zijn teweeggebracht. In het Voorloopig Verslag zijn verschillende recepten aan de hand gedaan om de kwaal te genezen. Dat het beste is gevolgd durf ik niet beweren, althans bij slot van rekening is gebleken dat aan de wet bezwaren kleven. Indien er niet zooveel moeilijkheden zouden ontstaan om de woonhuizen van de schuren te onderscheiden, omdat er in Overijssel en Gelderland vele woningen zijn waarvan het woonhuis met den stal één ruimte vormt, zoodat het moeilijk is het gedeelte voor bewoning bestemd afzonderlijk te taxeeren, zou de Commissie van Rapporteurs medegegaan zijn met het amendement van den heer Tydeman c. s. Wat de taxatie in de provincie Groningen gehouden betreft, waaromtrent wij in het Voorloopig Verslag het volgende lezen: „Zoo had men vernomen dat in sommige schattingsdistricten de waarde van de landbouwhoeven berekend wordt door vermenigvuldiging van het aantal hectaren van den bij de bewoners in gebruik zijnden grond met een vast cijfer," komt het mij voor dat de commissie van taxatie buiten de wet is gegaan. Ik ken de instructie die de Minister van Financiën aan de schatters der belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen heeft gegeven niet, maar geloof dat art. 2 niet zoo slecht is als de heeren meenen, doch dat dit artikel op sommige plaatsen geheel verkeerd is toegepast. In het eerste lid van dat artikel lees ik„De belastbare opbrengst van gebouwde eigendommen tot hoeven behoorende wordt, voor zooveel zij

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 49