50 tot gebruik van hem die het bedrijf uitoefent, bestemd zijn, gesteld op een en een half percent van het bedrag, naar de gebruiken der streek noodig voor de stichting van woningen, bergplaatsen, stallen en werk plaatsen, voldoende voor de uitoefening van het bedrijf in zijn bestaanden omvang." Bij het lste lid van art. 2 heeft men willen voorkomen, dat gebouwen die door splitsing van erven of hoeven, voor den daarbij gebleven grond, veel te groot zijn, te zwaar worden belast. Het derde lid van dat artikel luidt: „Onder de bepalingen van dit artikel vallen de gebouwen of gedeelten van gebouwen welke, kennelijk dienende om te zamen met gronden, waarop landbouw, veeteelt, tuin bouw, boom- of bloembollenkweekerij wordt gedreven, gebruikt te worden, afgescheiden van die, geene of slechts geringe huur zouden kunnen opbrengen." Volgens dit lid kan mijns inziens worden voorkomen, dat de belastbare opbrengst van gebouwen als hier bedoeld, al te laag worden gewaardeerd; maar nu spreekt het toch vanzelf dat zij niet lager moeten worden geschat dan de geringe huurwaarde, die men juist wil voorkomen, en dit schijnt volgens de opgegeven voorbeelden toen in Groningen te zijn geschied. Zou een villa, waarop de heer Schaper wees, staande in de nabijheid van een arbeiderswoning, afgescheiden van den grond die er bij behoort, dan een lagere huurwaarde hebben dan die arbeiderswoning? Dit is immers ondenkbaar; en wanneer aan die arbeiderswoning een veel hoogere huurwaarde is toegekend, dan heeft de schattingscommissie buiten de wet om getaxeerd. De heer Schaper: Afgescheiden zijn ze er niet van; zij vormen één geheel met de boerderij. De heer van Dedem: Ik beschouw dat «afgescheiden" in een ander verband dan de heer Schaper. Er staat niet, afgescheiden van de gebouwen, maar afgescheiden van de gronden die er bij liggen, en ik geloof wel degelijk, dat aan die ge bouwen geen lagere huurwaarde mag worden toegekend, dan zij hebben, afgescheiden van de gronden die er bij liggen. Als het 3de lid van art.. 2 aldus was toegepast, dan zeg ik niet, dat alles goed zou zijn geloopen, maar dan zouden toch verkeerde schattingen als in Groningen zijn geschied niet hebben plaats gehad. Het schijnt dat zich ook in andere gedeelten des lands hetzelfde heeft voorgedaan, maar ik geloof, dat als het artikel juist was opgevat en de schatters door goede instructiën waren voorgelicht geworden, ook met art. 2, zooals het thans luidt, goede resultaten zouden zijn verkregen. Ik herinner nog aan de schatting van 1874. Toen zijn er zelfs schat-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1902 | | pagina 50