57
De heer Zijlina heeft mij verkeerd begrepen. Het is niet bij mij opge
komen om te willen insinueeren, dat door die heeren maar aldus gesproken
is om de kiezers gunstig te stemmen, Dit is maar een onschuldige
zinspeling, men kan zeggen, een aardigheid geweest; volstrekt geen ver
dachtmaking.
Ten aanzien van den Minister kan ik kort zijn. De Minister heeft toe
gegeven dat hem de zaak niet in orde voorkomt en «vermoedelijk wijzi
ging» der wet zal moeten plaats hebben.
Maar alvorens verder te gaan wil hij en daarop slaat zeker de
reserve, gelegen in het woord «vermoedelijk» de ofhcieele cijfers voor
zich zien om zich ten deze te kunnen overtuigen en zich te kunnen beraden
over wijze, waarop het euvel moet worden hersteld. Dit is zijn recht;
maar dat de Minister de verantwoordelijkheid wil schuiven op de Kamer
en het initiatief van haar schijnt te willen laten komen, dit schijnt mij
niet zuiver constitutioneel. De toenmalige Minister heeft het amendement
aanvaard. Hij heeft het amendement niet onaannemelijk verklaard, zooals
hij dat had kunnen doen en ook heeft gedaan met het toen ook ingetrok
ken sub-amendement-Schepel, en draagt dus de verantwoordelijkheid; en
de Minister heeft dan ook, wat voor de hand ligt, in de Eerste Kamer
het ontwerp verdedigd. Derhalve is de Regeering evengoed verantwoor
delijk voor dat artikel als de Kamer; waar de Kamer moreel verantwoor
delijk is, is de Minister dit bovendien formeel. En bovendien is de tegen
woordige Minister van Financiën ook persoonlijk verantwoordelijk omdat
hij als lid der Kamer vóór het amendement heeft gestemd en derhalve
ook persoonlijk schuld draagt aan het tot stand komen van het gewraakte
artikel.
Nu gaat het niet aan om tot de Kamer te zeggen: gij krijgt een
ontwerp op grond van art. 36 en de Kamer heeft het dus in haar macht
om de wet niet te doen toepassen.
Dat is echter een zeer gevaarlijke weg. Wanneer het ontwerp voor
dat artikel bij de Kamer komt, kunnen er b.v. zijn die meenen, dat nu
alleen de vaststelling van het percentage aan de orde isdat door de
Regeering of door initiatief van Kamerleden bijv. bij wijze van motie altijd
nog wel op wijziging van de wet aangestuurd kan worden en dat men dus
eerst dat ontwerp maar eens moet aannemen. Wij doen verkeerd, alles
op deze laatste kaart te zetten.
Het heeft geen zin om eerst op dat art. 36 te wachten; wetswijziging
moet vooraf gebeuren. En nu de Minister zelf heeft gezegd, dat hem
de zaak niet goed in orde schijnt, nu geloof ik ook dat wij van hem
mogen verwachten een herziening van de wet. Waar aan den Minister
door den heer van Alphen den raad is gegeven, om niet onmiddellijk
een beslissing te nemen; daar valt daartegen zeker niets te zeggen ten