59
Regeering. Alleen deze heeft de middelen en het vereischte overzicht
over den toestand, om ten deze het juiste standpunt in te nemen. De
groote moeilijkheid in deze aangelegenheid, die bij dit debat ook duidelijk
is in bét licht gekomen, is. dat de toestanden voor verschillende deelen
des lands een geheel ander aanzien hebben.
In die omstandigheden beschikt alleen de Regeering over de noodige
middelen, om in een algemeene wet een betere regeling tot stand te
brengen. Ik wenschte dit nog eens te doen uitkomen. Waar de Regee
ring erkent, dat de zaak niet in orde is, waar dit wordt toegegeven door
hen, die zelf in het systeem van de wet-Sprenger van Ey k de gewraakte
wijziging hebben gebracht, en eveneens door hen in wier streek de
toepassing der wet geen nadeelige gevolgen zal hebben, zooals dit dooi
den geachte afgevaardigde, den heer van Alphen, is medegedeeld, die
ook van meening is dat de wet zoo niet blijven kan, daar behoeft er,
dunkt mij, door de Regeering niet een nieuw votum van de Kamer te
worden afgewacht, om de noodzakelijkheid aan te toonen, dat er correctie
noodig is. Maar de aanwijzing hoe dit zal moeten geschieden over te
brengen op de schouders van de Kamer gaat, dunkt mij, niet aan.
De heer Harte van Tecklenburg, Minister van Financiën: Mijnheer
de Voorzitter! Reide geachte afgevaardigden, die zoo even het woord
voerden, schijnen van de meening uit te gaan, dat ik in deze zaak het
initiatief zou willen genomen zien door de Kamer. Dit was echter
volstrekt mijn bedoeling niet. Ik bedoelde, dat het aangenaam ware,
liefst door een votum, in dezen of genen vorm, het bewijs te ontvangen,
dat in deze Kamer voor een eventueele wetswijziging krachtige steun zou
worden gevonden. Men moet namelijk de eigenaardige moeilijkheden niet
vergeten die zich in het geval voordoen, want het geldt hier de wijziging
van wettig tot stand gekomen bepalingen, die gedeeltelijk reeds in toe
passing zijn gebracht, terwijl zij deel uitmaken van een wet die tevens
voorschriften bevat aangaande de wijze en het tijdstip waarop die bepa
lingen volledigen invloed zullen gaan uitoefenen op het practische leven.
Intusschen wordt wetswijziging gevraagd.
Nu valt het niet te ontkennen dat zich bij de aanvankelijke toepassing
van bedoeld artikel 2 verschijnselen hebben voorgedaan, die tegen een
definitieve tenuitvoerlegging waarschuwen, maar aan den anderen kant
is evenmin te ontkennen, dat de gewraakte bepaling aan andere categoriën
van personen voordeelen heeft toegedacht, die hij de wetswijziging zouden
verdwijnen, hetgeen weder tot. gevolg kan hebben, dat er klachten worden
aangeheven over beweerde schending van zoogenaamde „verkregen rechten."
Zonder voorbehoud kan ik echter toezeggen mijn volle attentie te zullen
blijven wijden aan deze zaak, ofschoon ik moet erkennen, dat het een