74
Oud art. 70 inhoudende de bepaling dat de staten n°. 75 die
een of meer inlegvellen bevatten, in een vel stevig kardoespapier
moeten worden ingenaaid, is vervallen.
Over art. 7 1 dat niet afwijkt van oud art. 73 een enkel woord.
Onder d wordt voorgeschreven „dat de landmeter in het reg. n°. 9
moet aanteekenen de veranderingen hem bekend geworden, niet
in dat register voorkomende, die nog niet konden worden op
genomen".
In art. 44 was reeds de opdracht gegeven, dat de landmeter
zich bij aankomst in eene gemeente bij het plaatselijk bestuur moet
vervoegen om inlichtingen te bekomen o. a. omtrent veranderingen,
welke eene opneming in loco vereischen, doch die nog niet aan
het kantoor van bewaring bekend zijn.
Van welken aard kunnen nu de veranderingen bedoeld in art. 71
zijn? In de eerste plaats mogen we aannemen: terreinverande-
ringenen 'in in de tweede plaats, wijl gesproken wordt van ver
anderingen zonder nadere aanduiding, veranderingen in den omtrek
der gebouwen, zoowel als in de grenzen der perceelen.
Nu behoeft men met de kaart in de hand niet ver te gaan om
tal van veranderingen in de grenzen der perceelen te ontdekken,
vooral in drassige terreinen aangebracht, na inpoldering, of enkel
om betere afwatering, eenvoudiger bebouwing en minder grond-
verlies te verkrijgen, een soort landverlegging binnen de eigen-
domsgrenzen. Dergelijke veranderingen worden aan de landmeters
op hunne rondreizen door de gemeenten wel bekend, maar ze zijn
voor zoover wij weten nog bijna nooit in eenig reg. n°. 9 aange-
teekend, wel een enkele maal, voor zeer belangrijke gevallen, in
het register in art. 133 bedoeld.
Van die beide voorschriften in de artt. 71 en 44 komt
dus weinig of niets terecht en het schijnt wel alsof er geen gevolg
aan gegeven kan worden.
Als reden waarom dergelijke veranderingen niet worden aange-
teekend geldt meestal:
a. dat ze niet dringend noodig zijn, en voor de heffing der
grondbelasting overbodig;
b. dat de notaris ook met kaarten die niet den huidigen terrein-
toestand aangeven, wel in staat is de kadastrale aanduiding in de
acten te vermelden en anders maar op eigen kosten de hulp van
een landmeter moet inroepen, en