78
wijzigd, zijn de bepalingen thans vrij wel onveranderd in de nieuwe
I. K. overgenomen. De landmeters en boekhouders, voor zoover
niet met de boekhouding belast, kunnen thans na jaar en dag ook
kennis nemen van die voorschriften. Evenzoo ontvingen vroeger
en misschien nog, de landmeters werkzaam bij de hermetingen, niet
de wijzigingen in de voorschriften voor den gewonen dienst, een
beleid, dat onze instemming niet wegdraagt, want de mogelijkheid
is niet buitengesloten, dat men met een ander onderdeel van den
dienst of met de tijdelijke waarneming er van te eeniger tijd
wordt belast.
Art. 96 (oud 97) verkreeg de aanvulling dat in den staat n°. 73
naar de aanteekening in het mem. n°. 17 moet worden verwezen
en dat posten ouder dan 5 jaar in het memoriaal kunnen worden
doorgehaald, wanneer de pogingen tot aanzuivering geen gevolg
hebben gehad.
In art. 107 treffen we ook eenige wijzigingen en een uitbreiding
aan. Zoo worden de Gewone Domeinen gesplitst in die, ressorteerende
onder het departement van Financiën en in die behoorende onder
het departement van Binnenlandsche zaken; voorts mag niet meer
worden geboekt op: De Staat (in-en uitgaande rechten en accijnsen)
maar op: „De Staat (invoerrechten en accijnsen)" en moet in het
hoofd van het artikel, waarop eigendommen van den staat voorkomen,
worden aangeteekend de ambtenaar of de administratie aan wien
de kennisgevingen moeten worden verzonden.
De 4e al. van art. 131 (oud 129) licht ons in wie met dien
ambtenaar of met die administratie worden bedoeld.
Eenige toevoegingen aan de artikelen 119, 125 (oud 123a) en
13 1 (oud 129), en een weglating bij art. 127 (oud 125).zullen
we overslaan, omdat we hier slechts te doen hebben met opneming
in de I. K. van reeds lang in gebruik zijnde bepalingen.
Aan het einde gekomen van ons overzicht der artt. omtrent de
boekhouding, stellen wij met genoegen vast, dat de belangrijkste
bepalingen der oude 1. K. dat onderwerp betreffende in het
gebruik steekhoudend zijn gebleken en dat de toevoegingen en ver
anderingen ons nuttig en noodig voorkomen.
Alleen het weglaten van oud art. 95 komt ons bij de tegen
woordige inrichting der hoofden wel wat bedenkelijk voor. Daar
is geen ruimte genoeg om nieuwe namen te boeken, ten minste
niet voor meer dan één overgang.