88
Groot was de voldoening die voor Z.H.G. uit deze opdracht
voortvloeide. Nauwkeurig omschreven eischen omtrent aard en
samenstelling der voor de artillerie-inrichtingen te leveren papier
soorten toch werden vastgesteld en de voor het onderzoek be-
noodigde instrumenten door die inrichtingen aangeschaft.
In 1895 laat het zich aanzien, dat de Regeering voornemens is
met ongemeenen spoed een afdoende regeling te treffen voor ons
geheele staatsverband, in dat jaar toch bezocht prof. v. d. Burg
met toestemming van den minister van Houten het proef
station voor het onderzoek van papier te Gharlottenburg, met
het doel, zich tot in de geringste bizonderheden op de hoogte te
stellen van den loop van het papieronderzoek, zoo technisch als
administratief, met het oog op de mogelijke oplichting van een
rijks-papierproefstation hier te lande; een verwachting die even
wel tot nu toe niet werd verwezenlijkt.
Uit het door den heer Conrad, bij de beraadslaging over onder
artikel 215 der begrooting (1898) voor het Departement van Binnen-
landsche Zaken op 14 December 1897 gesprokene, mag men zelfs
afleiden, dat de Regeering twee jaren later de oprichting van een
rijksproefstation voor papier nog niet heel veel meer dan wenschelijk
achttevan een neiging om de aangelegenheid dringend te verklaren,
straalt in het gehouden debat van de zijde der Regeering althans
niet het minste door.
En thans, in Februari 1902, deelt de heer Greshoff in zijn
brochure op bldz. 36 ons mede; „dat er nog niets gebleken is van
regeeringsmaatregelen om in het algemeen erkende gebrek aan
controle te voorzien."
Dit lijdelijk toezien der Regeering in een zoo gewichtige aangelegen
heid wekt te meer bevreemding, wanneer wij de redenen nagaan
die den schrijver der brochure Zoo terecht doen sprekenvan een
algemeen erkend gebrek aan controle".
Immers, de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijver
heid richtte naar aanleiding der over het onderwerp in hare 120e ver
gadering op 14 Juli 1897 te Breda gehouden beraadslaging,
een adres tot zijne Excellentie den minister van Binnenlandsche
Zaken, inhoudende het met een klemmend betoog toegelichte ver
zoek:' „dat er van staatswege gelegenheid worde gegeven om de
deugdelijkheid van papier te doen onderzoeken," aan welk adres
op 8 December 1897 krachtens besluit harer Algemeene Vergadering