110 heerschten, voor zooverre het er om ging rechtsgevolgen in het leven te roepen Zal het evenwel ooit tot de invoering van een rechtsgeldig kadaster in Nederland komen? Ik meen het te mogen betwijfelen. En wel om deze reden dat de heer Boer, zoo herhaaldelijk de onvermoeibare strijder voor het rechtsgeldig kadaster genoemd, thans, blijkens zijn laatste stuk, den strijd heeft opgegeven. Het rechtsgeleerd publiek had reeds eenmaal eene frontverandering van den heer Boer gezien. In zijn eerste, zoo uitnemend geschreven en diep doordachte verhandeling2) in den Economist van 1881 was de eisch gesteld dat aan het kadaster absolute rechtskracht zou worden toegekend. Enkele jaren later liet de heer Boer dien eisch, althans voorloopig, vallenin eene verhandeling 3), opgenomen in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeet kunde, jaargang 1887, werd slechts verlangd dat aan het kadaster de kracht van een wettelijk vermoeden wordt toegekend. Ten einde misverstand uit te sluiten laat ik hier de eigen woorden van den heer Boer volgen (p. 51 en 52): „Kan men zich gedurende een overgangstijdperk een kadaster denken, dat geen rechtskracht, maar toch voldoende bewijskracht bezit, om zich duurzaam staande te houden, zonder wijziging in de beginselen van ons burgerlijk recht? „Een vraag van actueel belang, die waarschijnlijk menigeen Uwer zich reeds heeft gesteld en ten vorige jare in anderen vorm door den heer J. J. de Koningh reeds werd geformuleerd. „Ik wil beproeven er een bevestigend antwoord op te geven. „Daartoe stel ik mij voor, dat het kadaster als bewijsfm'(M«7 in rechten wordt erkend, in kracht gelijkstaande met het wettelijk vermoeden, dat echter moet wijken tot een tegenbewijs bijv. voor het bewijs eener geoor loofde, doch geheime wijze van eigendomsverkrijging. De verjaring, zelfs de grensverjaring blijft als wijze van eigendomsverkrijging in stand Doch het kadaster wordt voor de grenzen, wat de titel is voor een eigendom in zijn geheel; het verleent den eigenaar wat hem tot nog toe ontbrak: het lewijs van zijn recht. Voor dat bewijs moet de bezitter wijken, tenzij hij ten petitoire een beter recht bewijst." 2) Door dien regel te volgen komt men gemakkelijk tot de conclusie dat de juristen over nagenoeg alles moeten «rcgceren en hcerschen». Dat ontbrak er in ons land nog maar aan[Eed.] De beteekenis en het verband der juridische en technische grondslagen van een rechtsgeldig kadaster, p. 445446, p. 552574 en p. 715743. 3) De verjaring in verband met de bewijskracht eener kaart p. 126 en p. 4157. 4) Wij cursiveeren. [Eed.]

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 110