Dupliek.
Na de eerste lezing van deze repliek dacht ik te staan voor
een psychologisch raadsel. Een bestrijder van een kadaster met
bewijskracht, die thans blijkt een voorstander er van te zijn en
niettemin te goeder trouw natuurlijk zich inspant om het
tegendeel te bewijzen, om ten slotte in zelfvoldaanheid te stoffen
op een vermeende zegepraal, zietdaar een zielkundig verschijnsel,
waarvan de verklaring niet voor de hand ligt.
Bij zorgvuldige herlezing en vergelijking met het bestreden artikel
werd de zaak mij duidelijker.
De schrijver bekijkt en beoordeelt elke uiting op zich zelf, niet
m het licht van hetgeen ermee verband houdt of er uit voortvloeit,
m. a. w. het gelukt hem niet de samenhangende deelen van het
betoog te combineeren. Dit komt vooral uit in de poging om aan
te toonen dat er niets zal komen van de invoering van een rechts
geldig kadaster omdat „de heer Boer thans den strijd heeft opge
geven."
Het is wel haast overbodig vooraf even op te merken dat hier
verband wordt gelegd waar het ver is te zoeken. Tot het ontstaan
eener beweging kan één persoon wel den stoot geven, op de voort
during ervan heeft hij weinig invloed meer indien zij reeds in breede
kringen voorstanders en jaarlijks in de beide kamers der Staten-
Generaal hare woordvoerders heeft gevonden.
Tot zijne meening wordt Mr. Hij mans gebracht door het volgend
gedeelte van mijn artikel: Dwaalbegrippen op kadastraal gebied
Tijdschr. 1902 bl. 7:
„Zijn twee eigenaars het bij de delimitatie eens geworden omtrent
de ligging hunner grens dan is er tusschen hen „eene overeenkomst
tot stand gekomen welke voor hen en hunne rechtverkrijgenden ver
bindend is"" (Van Iterson Praeadvies blz. 71.)
„Kan het bestaan dier overeenkomst bewezen worden doormiddel
van de kadastrale bescheiden, dan hebben deze te dien aanzien natuur
lijk bewijskracht.
„Hier stuiten we op eene andere dwaling bij sommige tegenstanders,