117 Vervolgens „ontdekt' Mr. Hij mans „een adder onder het gras" in hetgeen blijkens het bovenaangehaalde gedeelte van het artikel Dwaalbegrippen enz. werd vooropgesteld n.l. dat er een overeenkomst is tot stand gekomen tusschen de eigenaars, die het bij de delimitatie eens zijn geworden omtrent de ligging hunner grens. Dit eerst voorbij gezien „reptiel" neemt nu uitsluitend de aandacht van den schrijver in beslag en fascineert hem zoodanig dat hij niets anders meer ziet en van zijne eerste conclusie; het kadaster zou geen bewijskracht hebben, plotseling overslaat tot het ander uiterste door de bewering dat we „niets meer of minder dan een kadaster met absolute rechtskracht" zouden verkrijgen. Op welken grond? „Eenerzijds zal bij dilimitatie in de overgroote meerderheid der gevallen eensgezindheid met betrekking tot de grenzen bestaan anderzijds heeft de Nederlandsche jurispru dentie aan de rechtverkrijgenden van art. 1354 B. W. eene dergelijke uitbreiding gegeven, dat daaronder ook alle verkrijgers onder bijzon deren titel begrepen zijn. Zoo zou de bij de delimitatie vastgestelde grens ook bindend zijn voor hen, die daarbij geen partij waren geweest." Deze opmerking is ongetwijfeld juist, indien onder „partij" een opvolgende verkrijger wordt bedoeld, doch bewijst des schrijvers bewering niet. Een dergelijk kadaster heeft evenmin absolute rechts kracht omdat het eene overeenkomst constateert, als eene akte, die zulks doet; het moet wijken voor een tegenbewijs, bijv. dat er eene vergissing heeft plaats gehad, dat er verjaring is ingetreden enz. De vraag waarop het aankomt het is uit den treuren herhaald is deze: zal de eigenaar in het kadaster een bewijs vinden van zijn recht, zoodat hij in slaat is bij grensgeschil de bewijslast over te brengen op den bezitter (usurpateur). Is dit het geval dan zal hel hem wel koud laten onder welk rubriekje een jurist dat bewijs zal gelieven te classificeeren. Ook in zijne beschouwingen over het kadaster in Elzas-Lotharingen schijnt het den heer Hij mans maar niet te willen gelukken de zaken in onderling verband te zien en blijft hij zich blind staren op eene enkele tirade uit het werk van Leoni. In Dwaalbegrippenwerd uitvoerig het verband aangewezen tusschen de gerezen klacht, de bijhouding van de boekhouding en van de kaarten; op afdoende wijze werd, naar mij voorkwam, het verschil in de kadasters van verschillende gemeenten, en in de onderscheidene categoriën van ambtenaren, met de bijhouding van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 117