129
dreven. Het licht van Kollum was alsdan voor metingen niet te gebruiken.
Na voltooiing der metingen te Leeuwarden was het seizoen te ver ver
streken om nog een ander station met kans op gunstig resultaat te
bezetten.
Na uitvoering van enkele ceuireeringsmetingen keerde de ploeg 5 October
naar Delft terug.
Centreeringsmetingen zijn door deze ploeg uitgevoerd op de hoofdpunten
Sexbierum, Leeuwarden, Kollum en op de tusschenpunlen Oosteinde, Har-
lingen en Drachten.
De tweede ploeg, bestaande uit den ingenieur Canters, als chef, en den
landmeter Zillesen, ving 1 Mei hare terreinwerkzaamheden aan en bezette
het station Sleen.
De hoofdpunten, waarvan de richtingen op dit station moesten worden
bepaald zijn: Uelsen, Lemelerberg, Ruinen, Beilen, Gieten en de tusschen-
punten: Onstwedde, Emmen, NieuwSchoonebeek, Coevorden en Rolde.
Na voltooiing der hoekmetingen op het station Sleen werden eenige
centreeringen uitgevoerd en vervolgens het station Gieten bezet.
Hier werden bepaald de richtingen naar de hoofdpuntenFinsterwolde,
Sleen, Beilen en Groningen en de tusschenpuntenOnstwedde, ter Apel
en Rolde.
Toen ook deze hoekmetingen waren volbracht, werden ten slotte weder
eenige centreeringen uitgevoerd en de ploeg keer 26 September huis
waarts.
Deze ploeg voerde in het geheel de volgende centreeringsmetingen uit
op de hoofdpuntenSleen, Finsterwolde, Gieten, Beilen, Steenwijk en op
de tusschenpunten: Emmen, Rolde en ter Apel.
Ten behoeve der secundaire triangulatie zijn door de beide ploegen in
het geheel 56 torens als nevenpunt ingesteld.
De hoogst ongunstige weersgesteldheid die den geheelen zomer heerschte,
had op den geregelden gang der werkzaamheden een belemmerenden invloed.
Waar op een station richtingen over land en richtingen over zee moesten
worden bepaald, werd het bekende verschijnsel, dat de periode van rust
der beelden voor de eerste slechts gedurende een zeer korte tijdsruimte
met de rustperiode voor de tweede der genoemde richtingen samenvalt,
ook nu weder waargenomen. Ook dit veroorzaakte oponthoud.
De verkenningsmetingen en hetgeen hiermede samenhangt werden door
den ingenieur Wild eb oer uitgevoerd.
Reeds in Januari was een onderzoek ingesteld naar den toestand der
indertijd op den toren te Monster aangebrachte merken. In de ruïne van
den afgebranden toren werden verscheiden merken teruggevondenver
moedelijk zijn alle nog aanwezig.
Slechts van één merk kon met zekerheid worden geconstateerd, dat het