13
het gewicht dier handeling komen, wat een veelheid van grens
geschillen zou dan ontstaan.
Hierop wordt gerepliceerd, dat de praktijk, bij uitgevoerde, zij
het dan ook niet wmttelijke del imitaties, hier te lande bewezen
heeft, dat de grondbezitters hier evenals elders, gaarne medewerken
om de eigendomsgrenzen voor goed vast te stellen en dat het aantal
blijvende geschillen (betwiste grenzen) zeer gering is.
Z.Exc. vindt dit meer eene juridische kwestie, die in de inrichting
van het burgerlijk recht ingrijpt.
Klaarblijkelijk gevoelt de Minister weinig voor veranderingen in
juridischen zin, die trouwens van het Departement van Justitie zouden
behooren uit te gaan.
Z.Exc. zegt nogmaals: „de drang komt meer van „de heeren"
dan wel van het publiek.''
Naar aanleiding van de aangehaalde uitspraken der Ned. Juristen-
vereeniging en van de Notariëele Vereeniging zegt Z.Exc., deze en
andere voorstanders van een kadaster met bewijskracht als idealisten
te beschouwen. Natuurlijk, voor de juristen zou een kadaster met
bewijskracht een ideaal zijn. Wie zou dit niet willen, als het zonder
veel bezwaren en onkosten te verkrijgen ware!
Vervolgens wordt door ons uitvoerig uitgelegd, dat groote uitge
strektheden in ons land reeds hermeten zijn, doch dat na afloop
dezer hermetingen volgens de oude methode, men binnen korten
tijd ook met dit nieuwe kadaster niet meer in staat is, de opgemeten
grenzen op het terrein voldoende nauwkeurig aan te geven, wijl
duurzaam verzekerde punten ontbreken.
De metingen tot instandhouding van het vernieuwde kadaster,
verbonden aan veranderlijke, dus vaak met de kadastrale scheidingen
niet overeenkomende grenzen op het terrein, maken het kadaster
geleidelijk, voortdurend slechter, wat na verloop van tijd tot nieuwe.
hermeting dwingt.
Ook ontbreken op het oogenblik alle voorschriften voor technische
werkzaamheden tot vernieuwing der instelling. x)
Er bestaat bijgevolg geen eenheid in de uitvoering van dien
vernieuwingsarbeia, iedere landmeter werkt zooals hem goeddunkt.
„Hoe lang zou de vernieuwing duren?" luidt plotseling de
vraag door den Minister gesteld.
Zie hieromtrent de noot op blz. 9.