140 gingen in de indeeling van den grond, vooral splitsingen, volgen elkaar sneller op. Daarmede gaat gepaard eene scherpere begrenzing der nieuwe perceelen, onder aanwending echter van gemakkelijk verplaatsbare, verdwijnende of in het ongereede gerakende steenen of houten plaatjes en dergelijke grensteekens. Op de meest op vallende wijze openbaart zich zulks bij de kostbaarste gronden: de bouwterreinen. Het tijdelijke grensteeken kan niet meer het eenig bewijs omtrent de grenzen der verkregen rechten leveren, dat bewijs is gelegen in de maten door ambtelijke meting ver kregen, en verzameld in de kadastrale archieven. Even als bij het toenemend verkeer de kooper den verkooper, de hypotheekhouder den schuldenaar niet of tenauwernood kent, en zekerheid omtrent diens recht en bevoegdheid en omtrent de op een perceel drukkende hypotheken en andere lasten behoort te kunnen verkrijgen door middel van een deugdelijk hypotheekstelsel, even zoo is de kooper of hypotheekhouder onbekend met de juiste plaats der dikwijls tijdelijke, vage en verdwijnende grenzen der perceelen en moet hij kunnen afgaan op de gegevens van een deugdelijk kadaster. Door meer dan één Minister van Financiën is medewerking toegezegd om het kadaster „deugdelijk" te maken. Wie het doel wil moet ook de middelen willen. Reeds dikwijls is uitvoerig be toogd dat een kadaster alleen dan deugdelijk kan zijn, als 1°. bij de meting ter opmaking en bijhouding er van, de eigenaars worden uitgenoodigd om hunne grenzen aan te wijzen, casu quo vast te stellen en 2°. als het feit, dat dergelijke delimitatie plaats had, voor elke grens wordt bewezen, doordien het in de kadastrale bescheiden wordt geconstateerd. Ter voorkoming van misverstand moge hier nog eens herhaald worden dat van die delimitatie en de consta teering van dat feit de bewijskracht van het kadaster een gevolg is. 2) Dat alleen een dergelijk kadaster deugdelijkmag heeten 1) Enkele overdrukjes, voornamelijk betreffend de aan het Hoofd van het Departement van Financiën gerichte betoogen zijn hierbij gevoegd n.l. Memories en brieven, Tijdschr. v. Kad. en Landin., Jaargang XI. Een Kadaster niet bewijskracht, Soc. Weekbl. v. 6 Oct. 1900 en Tijdschr. v. Kad. en Landm., XVI., bl. 145, v. Oorzaken welke de ontwikkeling van het Kadaster belemmeren en Verslag van de audiëntie bij Zijne Exc. den Minister van Financiën, Tijdschr. v. Kad. en Landm. XIX. 2) Besluit van de buitengewone vergadering der Notarieele Vereeniging op 29 September 1900. Zie verslag bl. 91.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 142