142
voor de grenzen der toekomstige rechten, zij hebben daarom nood
wendig bewijskracht in rechte.
De vraag ligt nu voor de hand: hoe komt het dat de herhaal
delijk beproefde herziening van ons hypotheekstelsel tot geen
resultaat heeft geleid en eene hervorming der grondslagen van het
kadaster achterwege bleef, niettegenstaande daarop sinds vele jaren
werd aangedrongen door de deskundigen en in de laatste jaren
ook in de beide Kamers der Staten-Generaal bij schier elke be
handeling' van Hoofdstuk VUB der Staatsbegrooting
Een der voornaamste oorzaken van de vruchteloosheid dezer
pogingen schijnt gezocht te moeten worden in gemis aan samen
werking tusschen de verschillende Staatsorganen, tot wier werkkring
in meerdere of mindere mate kan geacht worden te behooren de
behartiging van belangen, betrokken bij eene deugdelijke inrichting
van ons kadastraal-hypothecair stelsel.
Als bekend mag worden vooropgesteld dat de ambtenaren aan
het Departement van Financiën (alwaar de instelling kadaster en
hypotheken bij de afdeeling registratie onder dak is gebracht)
opgegroeid in de behartiging van de fiscale belangen van den Staat,
over 't algemeen weinig aanleiding hebben de behoeften van den
landbouw te leeren kennen en geen behoefte gevoelen aan nieuwe
middelen tot bevordering der rechtszekerheid van den grondeigendom.
Deze overweging heeft er toe geleid om het beheer der Staats
domeinen over te brengen naar de afdeeling Landbouw aan het
Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, en gaf reeds
aan twee Staatscommissiën, die van 1SG7 voor de herziening der
wetgeving op de eigendoms-overdracht van onroerende goederen,
het hypotheekstelsel en het notariaat, en die van 1887 voor de
herziening van het Burgerlijk Wetboek, 2e boek, aanleiding tot het
voorstel om het beheer van de hypotheken over te brengen bij
het Departement van Justitie.
Bij de behandeling der Staatsbegrooting voor 1903, Hoofdstuk
VII B, werd in de Memorie van beantwoording over een kadaster
met bewijskracht o.a. aangevoerd: „De ondergeteekende is van oor
deel dat de zaak, in het stadium, waarin zij op dit oogenblik
verkeert, behoort tot die waarvan de behartiging meer in het bij
zonder is toevertrouwd aan zijnen ambtgenoot van Justitie." Bij
de beraadslaging in de Tweede Kamer drong Mr. Drucker er op
aan dat het kadaster „deze eigenaardige tak van dienst, met haar