155 de Rijks-Commissie voor graadmeting en waterpassing, benevens het schrijven door die Commissie over de voortzetting der driehoeks meting, d.d. 28 Februari 1885 tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht. Typisch is in dien brief, bldz. 95, het volgende: «Voor 1873 hadden wij aan onze oostelijke grenzen geene merken, welker hoogten, ten opzichte van het Amsterdamsche peil, nauw keurig waren bepaald; daar echter de kennis van die hoogten van veel belang was voor de aansluiting van hel net der waterpassingen in Duitschlandrichtte in dat jaar Pruisen tot onze Regeering de vraag: of eenige Pruisische officieren eene lijn zouden mogen water passen van de Nederlandsch-Duitsche grens, dwars door ons land, tot aan zee. De toenmalige Regeering antwoordde dat Nederland, het belang van dien arbeid erkennende, dezen zelf wilde op zich nemen,» in verband met iets verder op die bldz., het argument, dat de Commissie gebruikt om de Regeering te doen zwichten: «Brengen wij zeiven de driehoeksmeting niet tot stand, dan komen de vreemde officieren weer. J) Nog altijd zijn wij een koloniale mogendheid van den eersten rang; in Azië hebben wij vele en rijke bezittingen, en niet te vergeefs zal men ons tijdschrift doorbladeren, indien men voorlich ting zoekt omtrent de kadastrale toestanden in Insulinde. Heden, zoo goed als tien jaar geleden, kan: „Het Kadaster in Ned.-Indië," 3) nog met vrucht worden geraadpleegd. „Last not least", wijzen wij op de Verslagen onzer Jaarvergade ringen, vooral de jongeren onder ons bevelen wij deze lectuur ten zeerste aan; in de jaarverslagen toch schuilt groote opvoedende kracht; zij zullen een rijke studiebron voor hen blijken te wezen, wanneer zij straks ernstige Staatsburgers geworden - zich zullen voorbereiden om op ernstige wijze gebruik te maken van het recht, den ingezetenen van het koninkrijk bij art. 9 der Grond wet verleend. Raadplegen zij bij die studie tevens de Kamerverslagen, vanaf de Staatsbegrooting over 1887 in ons Tijdschrift overgenomen, dan durven wij verzekeren, dat zij, als in ieder opzicht goed gevormd, eerlang een welkome versterking zullen zijn van de rijen der oudere strijders. Jrg. I. (1885) bldz. 92. 2) Bekort en alleen den zin weergegeven. 3) Jrg. X. (1894) bldz. 136, 165.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 157