158
der Vergadering op 14 November 1892 te Amsterdam gehouden,
immers bericht: x)
«Naar aanleiding der op de Algemeene Vergadering le Groningen
met nagenoeg algemeene stemmen aangenomen motie ging eene
Commissie uit het Bestuur der Vereeniging, vergezeld van den
Redacteur van het Tijdschrift in den loop van dit jaar op audiëntie
bij den Minister van Financiën.»
«Mocht het denkbeeld tot instelling eener Staatscommissie tot onder
zoek van het kadastrale vraagstuk bij Z. E. geen instemming vinden,
zooveel te meer schonk de Minister zijne aandacht aan de voorstellen
der Commissie tot verbetering van het kadaster: «door bij hermetin
gen aan de kaart bewijskracht in rechten toe te kennen, behoudens
tegenbewijs.»
«Na uitvoerige uiteenzetting dier voorstellen door den Voorzitter
en den Redacteur betuigde de Minister zijne ingenomenheid daarmede
en verzocht ten slotte der Commissie eene memorie in te dienen,
waarin de belangrijkste punten duidelijk en met reden omkleed
zouden zijn aangewezen.»
«De Commissie had ook een kort onderhoud met den administra
teur der registratie en met den inspecteur van het kadaster.»
«De administrateur was met de voorstellen der Commissie minder
ingenomen, doch de inspecteur, hoewel van meening zijnde, dat de
tijd tot invoering der door de Commissie gewenschte hervormingen
nog niet gekomen was, bracht hulde aan het streven der Vereeniging
en verklaarde, dat deze zich van zijne medewerking tot. oplossing
van het kadastrale vraagstuk kon verzekerd houden.»
«De memorie, waarvan in dit verslag sprake is, werd in de tweede
helft van October bij den Minister van Financiën ingediend.»
«De Vereeniging ontving spoedig een dankbetuiging voor de toe
zending met de verzekering, dat Z. E. gaarne aan den inhoud der
memorie zijne aandacht zal schenken.»
Deze toezegging was veelbelovend, maar meer ook niet; de
Vereeniging bleef diligent en arbeidde intusschen rustig en onge
stoord verder; in September 1893 bracht zij Z. E. bescheiden in
herinnering2), de memorie in October 1892 door haar ingezonden,
die naar het scheen tot op dat tijdstip voor kennisgeving was
aangenomen.
Tot 23 Juni 1894 worden wij door de Regeering aan de ver-
b Jrg. VIII. (1892) bldz. 171.
2) Jrg. IX. (1893) bldz. 183. Verslag der Verg. te Amsterdam den 20en No
vember 1893 gehouden.