172
Ras naderen wij het einde van ons opstel, dat wij onvolledig
zouden achten indien wij nalieten te vermelden, hoe en met welken
uitslag de Vereeniging optrad voor de persoonlijke, de materieele
belangen der ambtenaren.
Bij de Staatsbegrooting voor 1897 werd door Minister Sprenger
van Eijk een regeling voorgesteld tot verbetering der flnancieele
positie der landmeters van het kadaster, die en terecht, weinig in
den smaak dier ambtenaren viel.
De Haagsche landmeters riepen met spoed alle ambtgenooten
onverschillig of zij lid der Vereeniging waren of niet tot een
vergadering te Utrecht op, x) die op 4 October 1896 plaats had en
waarin een Comité ter behartiging der belangen van de land
meters van het kadaster werd gekozen.
De arbeid van dit tijdelijke Comité werd overgenomen en voort
gezet door een zelfstandig en onafhankelijk van het Bestuur der
Vereeniging optredend permanent Comité, in het leven geroepen
krachtens een besluit op de 13e Jaarlijksche Algemeene Vergadering
gevallen.
Op die vergadering werd eenstemmig besloten aan het ingestelde
lichaam, voor de uitvoering zijner taak, een blanco crediet te
verleenen.
In het Verslag der 15e Algemeene Vergadering2) is het bericht
opgenomen van den voorzitter van dat Comité, omtrent de werk
zaamheden die het had verricht.
Met blijde opgewektheid wordt daarin gewag gemaakt van het
feit, dat het kortstondig bestaan van het Comité niet vergeefs was,
wijl zijn arbeid bij mocht dragen tot een succes voor de Vereeniging
voor Kadaster en Landmeetkunde.
Het Comité had wel meer gewenscht, maar kwam, het geheel
der regeling die verkregen was overziende, toch tot het besluit,
dat de nieuwe organisatie alle reden gaf tot tevredenheid en tot
dankbaarheid.
Een tweede succes van materielen aard had de Vereeniging in
den loop van dit jaar, toen bekend werd, dat de vergoeding van
'1 Jrg. XIV. (1898). bl'dz. 12en 13. Verslag van de 13c jaarlijksche Algemeene
Vergadering gehouden op 8 November 1897 te Amsterdam.
Jrg. XV. (1899) bldz. 213 t/m 216.