178 coördinaten, berekend ten opzichte van een in het midden van het hermeten gebied gelegen driehoekspunt als oorsprong; voor een aaneengesloten groep van hermetingen daarentegen, wordt indien mogelijk met de kromming der aardoppervlakte rekening gehouden. De trigonometrische berekeningen worden steeds door twee reke naars onafhankelijk van elkander uitgevoerd en streng ge controleerd. Omtrent de toegelaten afwijkingen bepaalt het voorschrift: dat het maximum verschil voor de som van de hoeken van een driehoek 1' der oude verdeeling mag bedragen; de hoekmeting is goed, wanneer het gemiddelde van de absolute waarden der afwijkingen van alle driehoeken 20" en uitstekend wanneer het 15" beloopt. Tusschen de langs verschillenden weg afgeleide lengte der drie hoekszijden mag geen afwijking grooter dan 1 3300 bestaan, logarith- misch mag het verschil dus niet meer bedragen dan 15 eenheden bij berekening in vijf decimalen; het is echter gewenscht dat het verschil 5 eenheden niet te boven gaat. De Instructie II geeft voorschriften omtrent de uitvoering der polygoonmeting, zij onderscheidt polygoontrekken der le orde van deze is het begin- en het eindpunt een punt van driehoeksmeting, en polygoontrekken der 2e orde wier begin- en eindpunt een polygoonpunt der eerste orde is. Met inbegrip der punten van driehoeksmeting mag het aantal polygoonpunten niet meer dan 12 op één K.M2. bedragen. De polygoonpunten worden door buizen verzekerd, hunne ligging ten opzichte van vaste punten wordt door lengtemetingen bepaald. De hoekmeting voor de polygoonmeting vindt plaats met theodo lieten waarvan de limbus een middellijn van minstens 120 m.M. heeft en die een rechtstreeksche aflezing toelaten van 30" oude of 1' nieuwe verdeeling, ook mag voor de hoekmeting van den tachy- meter gebruik gemaakt worden. De hoeken worden tweemaal gemeten, te weten: eenmaal in de beide standen van den kijker. Ook de polygoonzijden worden tweemaal gemeten, hetzij met een meetlat ter lengte van 3 meter, hetzij met een meetveer, nog wordt voor de bepaling hunner lengte van den afstandsmeter gebruik gemaakt, in welk laatste geval de zijden niet langer dan 200 M. mogen zijn. Het gebruik van den meetketting is verboden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 180